‘Hoe zit het dan met openstaan voor de ander?’ ‘Dat geldt alleen voor de literatuur lieverd, in het echte leven blijf je zo vér mogelijk vandaan bij alle mensen die niet exáct op je lijken.’ We zijn op het verkeerde been gezet door de marketing. Want meer nog dan over afluisterpraktijken lijkt Aquarium te gaan over kunst versus feiten, droom versus realiteit, big data versus papieren paginanummers. Een geestige komedie, in een regie van Aat Ceelen, die ons afwisselend fictie en werkelijkheid voor ogen houdt zonder dat we een van beide goed te pakken krijgen.

Birgit (Jacqueline Blom), presentatrice van een boekenprogramma op tv, betrekt met haar jongere vriend Walter (Guy Clemens) een nieuwe woning. Dan staan de buren op de stoep voor koffie. En of die alsjeblieft op temperatuur mag zijn. Koffie pleegt men te branden tussen twee strikt aanbevolen temperaturen. Anders wordt ie slap of bitter. De nieuwe buurman, Rudy (Pierre Bokma), spuit zijn feitenkennis zonder mate, en ook als er niet om wordt gevraagd. Hij doet iets bij de inlichtingendienst. Wat precies? Daar kan hij niks over loslaten, antwoordt zijn vrouw Doris (Annick Boer).

Je voelt als toeschouwer al op je klompen aan dat daar natuurlijk heel veel over losgelaten gaat worden. Bijvoorbeeld dat er een dossier is over Walter, die als schrijver iedere vrijdag aan een geheim project werkt en ooit een ongelukkige combinatie van zoekwoorden heeft ingetypt. Hij blijkt later zelfs ‘hoge prioriteit’ te zijn. En dan verstuurt Rudy ook nog eens per ongeluk een aanval naar de inlichtingendienst vanaf Walters adres.

Tegenover de angst om te worden afgeluisterd staat Birgit. Narcistisch als ze is, zou Birgit er juist een moord voor doen eens afgeluisterd te worden, maar niemand wil maar een dossier over haar aanleggen. Een mooie thematiek: we willen allemaal gezien en gevolgd worden en nemen de risico’s met graagte op de koop toe. Tegelijkertijd staan fictie en feiten tegenover elkaar. Zodra we in een dataset een patroon herkennen dat significant blijkt te zijn, zien we dat als waarheid. Terwijl het uitgangspunt van fictie juist is dat het die klinische vorm van waarheid niet accepteert. De realiteit is immers een verzameling van perspectieven. En laat niemand je wat anders wijsmaken.

Nathan Vecht schrijft een geestige voorstelling die aan het denken zet en hier en daar een tikje uitdeelt aan de kunstwereld, maar de toeschouwer ook weer niet vreselijk scherp aan de tand voelt. Je kan na deze voorstelling nog rustig onderuitgezakt blijven zitten wat je privacy betreft.

‘Nog een leugen en ik breek je nek.’ Zijn stem gaat bijna kirrend omhoog. Het is haast een gemeenplaats geworden, maar wat is het toch een cadeau om Pierre Bokma in een komische rol te zien spelen. Hij stelt zijn zinnen nu eens uit, raffelt ze dan weer aan elkaar en berijdt Annick Boer met choreografische schwung tegen het aanrecht. Bokma is toch een beetje de Sven Kramer onder de acteurs (op de afgelopen 10 km na). Iedereen zit te likkebaarden als hij het ijs op moet en je kan ervan op aan dat zijn timing ieder rondje weer staat als een huis. Maar hij neemt af en toe ook gerust een andere baan dan voorgeschreven was.

We hebben te maken met een topcast. De nasale droogkomische timing van Annick Boer, het hysterische narcisme dat Jacqueline Blom haar karakter meegeeft en de verongelijktheid waarmee Guy Clemens Walter speelt. Het spel moet aan het begin even op gang komen, maar daarna is het een groot feest.

Houten verhuiskisten tekenen het podium als een merkwaardig droomdecor (Michiel Voet). Op de bovenste houten plank verschijnt af en toe een projectie van voorbijtrekkende wolken. Het decor voelt aan zoals Mulisch beschreef in Siegfried: ‘dat het geschilderde [theaterdecor op de achtergrond] de werkelijkheid lijkt, maar dat al die werkelijke [decorstukken ervoor] in het kunstlicht en de stilstaande lucht van het theater een irreële, kunstzinnige status hebben gekregen.’ Het droombeeld lijkt echt, de echte dingen hebben het uiterlijk van een droom.

Foto: Ben van Duin