Tg. Lynx werd een paar jaar geleden opgericht door Julia van de Graaff en Gonny Gaakeer. Na De tweede wereld, een documentair drama over de Koude Oorlog, speelt het gezelschap Apocalypse how, een komedie over de rampen die ons bedreigen en hoe mensen zich daartegen verweren. De tekst is van Simon Weeda, de regie van Ivar van Urk.

In Amerika schijnt het wijdverbreid te zijn, maar in Nederland loopt het verschijnsel minder in het oog. Vandaar misschien dat er alleen een Engels woord voor is: preppers. Dat zijn mensen die zich voorbereiden op de rampen die ze verwachten omdat ze niet vertrouwen op de wereld buiten hen: de ontwikkelingen in de natuur, de politiek, de technologie en het multinationale zakenleven zijn er allemaal op uit om de gewone mens het leven zuur te maken.

Nel uit Spijkenisse is er zo een. Ze heeft zich ingegraven in een bomvrije kelder vol waterdichte plastic vaten, met een tas vol exemplaren van Le fabuleux destin d’Amélie Poulain (want je moet er altijd op voorbereid zijn dat films verslijten) en, zo blijkt later, een fortuin aan geavanceerde medische apparatuur. Als je naar buiten gaat, word je voor je kop geschoten, weet ze, kijk maar naar Pim Fortuyn. Daar kon Wim Kok, ‘de paarse paling’, ook niks tegen doen. In die wereld leeft ze. Nel heeft zichzelf helemaal ingericht op een barre toekomst. Geef haar een tv, een koptelefoon en een prettige stoel en laat het buiten maar spoken.

Op haar dochter en haar man zit ze niet te wachten. Foekje en Evert komen haar vertellen dat ze haar woning uit moet. Die ligt namelijk in een uiterwaardengebied dat onder water gezet gaat worden. De verborgen agenda is dat Foekje de opbrengst van het huis en de oprotpremie nodig heeft om haar leven weer op de rails te krijgen. Na een overdosis tegenslag, zelfhulpboeken en een personal trainer is uit de puinhopen van haar leven de nieuwe ik verrezen. Ze kijkt hardnekkig positief tegen het leven aan en maakt er een punt van dat ze haar man zijn overspel heeft vergeven.

De moeder-dochterconfrontatie verloopt stroef, om het voorzichtig te zeggen. Die is vermakelijk omdat schrijver Simon Weeda de acteurs pittige, originele teksten geeft. Ook het spel is sterk. Julia van de Graaff (Nel) is bijdehand in het kwadraat, met een vet Rotterdams accent, die laat zich niks aanpraten. Bij Elisa Beuger zie je tegelijk de houding van aangeleerde bluf uit het hulpcircuit als de kwetsbare vrouw die die hulp zo hard nodig heeft. Stijn Westenend is de verstandige man op de achtergrond, net geen sulletje, maar ook hij blijkt een verborgen agenda te hebben.

De taal van Weeda is sterk, het verhaal is zo overladen met rampspoed dat die al snel geen begrip of medelijden meer oproept, eerder het gevoel van dat ook nog. Hysterische uitspattingen hebben meer motivatie nodig om effectief te zijn. Er valt meer te zeggen over de redenen waarom mensen zo bang zijn voor de wereld dat ze zich eruit terugtrekken. De drie komische talenten hadden meer verdieping verdiend.

Foto: Casper Koster