Twee zusters zijn tot elkaar veroordeeld in het ouderlijk huis. Ze leven vooral in de kelder, te oordelen naar de donkere muren en het licht dat van bovenaf binnenvalt. Om hen heen is het zwart, een beetje spookachtig. Verspreid over de grond liggen en staan wat rekwisieten als een trappetje, enkele gitaren, een mini stepper en blikjes etenswaren. Ze heten kortweg ‘zusje’ en ‘zus’. De spelers zijn ‘Ntianu Stuger en Dieuwertje Dir. In dubbelrollen spelen ze hun ouders, pa (Dir) en ma (Stuger). 

In de regie en op tekst van Nita Kersten, met dramaturg Freek Vielen als coauteur, is Apocalyps als een lang gedicht, een duet voor twee stemmen waarin de woorden klinken met een muzikale ritmiek. De voorstelling opent met een oproep van zusje aan zus dat ze toch gauw eens naar huis moet komen, naar hun vader. ‘Wanneer ben je voor het laatst thuis geweest?’ is zo’n vraag die het geweten beroert. Maar zus heeft geen tijd, ze is danseres en moet haar lichaam trainen. Elke dag gaat ze naar de studio in de tijd van lockdown, ze is er de enige, er is zelfs geen elektriciteit voor muziek. Dus oefent ze met de metronoom.

Uiteindelijk wordt zus door de omstandigheden gedwongen haar heil te zoeken bij haar zusje in de afgelegen woning, afgesloten van de buitenwereld. Daar heersen apocalyptische toestanden als een klimaatcrisis, een pandemie en onderlinge onverdraagzaamheid. Ondanks dat er genoeg eten in huis is, het aantal blikken en weckpotten wordt door zusje met fabelachtige precisie opgesomd, neemt de angst steeds meer toe.

Dat is een van de ijzersterke thema’s die Kersten, verbonden aan Sir Duke (Nieuwkomers Orkater) in Apocalyps legt: het gedwongen samenzijn zijn van twee mensen in een soort huis clos, om met Jean-Paul Sartre te spreken, een wereld achter gesloten deuren, heeft een enorme en ingrijpende impact, het is als een beproeving.

Het schrijversduo Kersten en Vielen, artistiek leider van De Nwe Tijd, levert met Apocalyps een bijzondere tekst op. Je zou bijna zeggen dat de poëzie van de taal troost biedt. Van de grimmige buitenwereld zien we niets, die komt tot de toeschouwer in verhalen, in angsten, in droombeelden, in verloren toekomstvisioenen. Decorontwerper Ruben Wijnstok biedt de kijker een abstract schilderij als speelplek, met veel leegte en secuur uitgedachte en belichte objecten.

Alles in Apocalyps is onzeker en soms denk je, als toeschouwer, dat we getuige zijn van een sinistere, duistere droomwereld waaruit alle logica is verdwenen. Hoewel zus, gekleed in sportief rood, blijft vasthouden aan haar fitnessoefeningen, neemt de onzekerheid steeds meer toe. Waarom zou ze zich afmatten als er misschien nooit meer een dansuitvoering komt? Wat als de wereld na de lockdown zodanig veranderd zal zijn, dat bestaande waarden en zelfs de hele toekomst ongewis is?

Het is vooral zusje die haar oudere zus telkens ervan wil overtuigen dat ze door moeten blijven zoeken naar het vinden van een uitweg. Die uitweg is vooral een  mentale, een van innerlijke kracht. Zo staan in de overwegend poëtische dialogen wanhoop en overlevingskunst prachtig tegenover elkaar. Het is met inlevingsvermogen in een dergelijke situatie dat Kersten en de spelers ons steeds meer meenemen in een van de toekomst afgesneden wereld, en welke impact dat heeft op deze twee mensen. Daarom is die beginscène zo sterk, gespeeld als een telefoongesprek: hierin draait het om moreel appel. Aan het slot blijkt die oproep juist te zijn. De eenzaamheid van pa leidt tot een fatale gebeurtenis. En moet zus zich hierom schuldig gaan voelen? Dat zijn de klemmende vragen die Apocalyps beheersen, vragen die voor iedereen gelden.

De zussen delen familieherinneringen aan hun ouders, uit de tijd dat hun wereld uit vier gezinsleden bestond. Dat was de tijd van harmonie en ook van het dromen van een nieuwe toekomst, het maken van plannen met als fundament de sterke familieband. Het verlies daarvan vormt de intieme en ook dramatische grondtoon van de voorstelling, maar eerder lichtvoetig dan zwaar.

Natuurlijk is Apocalyps niet de eerste of enige toneelvoorstelling waarvan de pandemie het onderwerp vormt, het is wel de meest bijzondere. Juist omdat de soms grote mate van abstractie en de associaties een suspense hebben die niet realistisch is, maar wel een diepe wereld van verborgen angsten blootlegt. Als zus gitaar gaat spelen, zorgt dat voor een muzikale dimensie. Voor haar bieden de kunsten, als dans en muziek, een uitweg uit de pandemie. Voor zusje ligt dat anders: zij vindt dat de lockdown óók een mentale kant heeft. We zouden ervan moeten leren. Waar zus wanhoopt, schenkt zusje troost en vertrouwen. Wat is dat mooi gedaan.

Foto: Sanne Peper