Na een snelle, vrolijke inleiding zoeft in een uur de ingekookte versie van Antigone aan het publiek voorbij, de derde na eerdere Unplugged-versies van Medea en Oedipus. Aluin is volledig vertrouwd met deze vorm en dat geeft hun Antigone vaart en focus. Dankzij de lichte toon en vlotte rolwisselingen is er in dat ene uur heel veel te zien. De kale vormgeving biedt alle ruimte aan de tekst, die dankzij het sterke spel tot nadenken stemt.

Nadat zijn twee medespelers hebben opgesomd welke rollen zij zo dadelijk allemaal op zich zullen nemen, wel vier, van Antigone en Ismène tot bode en ziener, kondigt Boris van Bommel aan dat hij koning Kreon zal spelen. Het valt de anderen een beetje tegen dat hij er maar eentje doet. Terwijl hij uitlegt dat het echt wel de belangrijkste rol is lopen de drie een paar passen naar achteren, waar drie hoge krukken en een koffer de enige attributen zijn. De vier stukken gordijn tegen de witte achterwand zijn zo van onderen aangelicht dat ze een zuilenrij suggereren. Hiske Eriks steekt het haar omhoog in een staart, Jilles Flinterman gooit een groene sjaal om: twee personages komen tevoorschijn, ze roepen elkaar, het stuk begint.

Zo is het telkens iets kleins dat een bepaalde rol aanduidt; een leesbril, een stropdas, een accent of een manier van ademhalen. In hun spel gaan de acteurs razendsnel over van de ene rol in de andere of van hun rol naar zichzelf, in grappige terzijdes als ‘Eh, wacht even, wie is dit nu?’. Spreektaal maakt plaats voor gestileerde taal, en weer terug. Maar de complexiteit van de conflicten waar deze figuren mee te kampen hebben blijft overeind. Hiske Eriks weet zelfs in deze sterk gekortwiekte versie van haar rol als Antigone op aangrijpende wijze haar dilemma over te brengen: gehoorzaam aan de wet of aan het hart? Wanneer alles in duigen valt is de Kreon van Aluin een kapotte man die te laat de vernietigende kracht van zijn eigen hoogmoed doorziet. De onderdanige bode van Jilles Flinterman is een draaierige gluiperd die maar al te blij is wanneer zijn eigen hachje wordt gered.

Het publiek wordt direct aangesproken, zowel door de spelers zelf, in hun inleiding en terzijdes, als door de personages in het stuk van Sofokles (de vertaling van Gerard Koolschijn wordt gebruikt). Regelmatig wordt het publiek gevraagd over de ingewikkelde vraagstukken mee te denken, net als bij de Grieken. Maar evengoed mochten we in de inleiding die hele ingewikkelde stamboom van deze familie ook weer gewoon vergeten.

Aluin toont aan dat eenvoud van vorm helemaal niet gelijk hoeft te staan aan eenvoud van inhoud. Zeker voor een jong publiek is deze reeks een heel open, toegankelijke en heldere kennismaking met de oude vertellingen die ten grondslag liggen aan zoveel van onze moderne verhalen.

Foto: Sanne Peper