Hebzucht – Angst – Hoop. Dat is de kortste samenvatting van de financiële crisis en haar gevolgen, en dat zijn ook de titels van het drieluik dat Braakland/Zhebilding en De Queeste daarover maken. Op de Operadagen Rotterdam kreeg deel 2, Angst, haar Nederlandse première.

‘There is no alternative,’ dat was de verbale stormram waarmee Margaret Thatcher draconische maatregelen door het Britse parlement beukte. Het zinnetje werd zelfs een acroniem: Tina. Ook de politici in Angst hebben het voor op de tong. De premier, de vakbondsman, de minister van Financiën, de Eurocommissaris (Tina Krimp, what’s in a name?), ze zeggen het allemaal in verschillende varianten. De gebeurtenissen die voortvloeien uit de crisis, waarvan de reddingsoperatie van een bank de belangrijkste is, zorgen voor een parade van schijnbare onvermijdelijkheden die uiteindelijk leiden tot de uitholling van pensioenen en uitkeringen. Geld is de zuurstof van de economie, en angst is een belangrijke drijfveer om daar steeds meer van beschikbaar te stellen. De molensteen van de angst kraakt uiteindelijk ook de politici, die aanvankelijk met grote zelfverzekerdheid opereerden.

In het gesprek vooraf legde auteur en regisseur Stijn Devillé uit dat de crisis de democratie in feite heeft uitgeschakeld. ‘There is no alternative’ betekent dat er geen ruimte meer is voor zelf nadenken, voor kritische zin, voor oppositie. Daarbij nemen niet gekozen politici de besluiten, maar bestuurders en ambtenaren die we niet kennen en bij wie we geen verhaal kunnen halen. Griekenland is daarvan een sterk voorbeeld. Wat zou Devillé dan willen? Een Europa dat gaat over inhoud in plaats van geld. Over mensen in plaats van cijfers. Geen verrassende boodschap, wel een noodzakelijke.

Devillé gaf daarmee een handzame, behoorlijk complete samenvatting van de ruim twee uur durende voorstelling. Die werd over de hele breedte sterk gespeeld. Met tapdansjes, gemeenschappelijk of individueel, lieten de topbestuurders de luchtigheid zien waarmee met miljarden gejongleerd wordt. Ze werden op het speelvlak bekeken (maar niet aangesproken) door zo’n veertig figuranten. Zij zijn de zwijgende meerderheid, de dwarsdoorsnede van de bevolking waaraan de politiek haar macht ontleent en waarvoor de politiek haar werk zou moeten doen.

Uiteindelijk vergaat het dansen de meeste politici, die bluffen tot het niet langer kan en dan diep vallen. Premier Luc Ackermans (Tom Van Bauwel) smelt uiteindelijk tot een totaal vernederd hoopje ellende. Alleen de Eurocommissaris (Simone Milsdochter) blijft uiteindelijk overeind, omdat zij als spreekbuis van de Centrale Bank zware bezuinigingen afdwingt.

Twee multi-instrumentalisten ondersteunen en becommentariëren de overwegend cynische dialogen. Drummer/synthesizerspeler Bert Hornikx en pianist/gitarist/violist Geert Waegeman schakelen moeiteloos van niksaandehandmuziek naar een dreigende onderstroom. Waegeman kan een mandoline onheilspellend laten klinken en Hornikx voorziet zijn gebliksem van donder.

Is er echt geen alternatief? Twee mensen zorgen voor een prelude op deel drie: Hoop. David (Bram Van Der Kelen), de zoon van de premier, volgt de politiek heel kritisch in zijn blog. Pa probeert hem de mond te snoeren, smeekt hem zelfs een artikel terug te trekken, maar David geeft geen krimp. Als de rol van kritische buitenstaander hem te vrijblijvend wordt, gaat hij soep maken voor de werkelozen op het plein. De getalenteerde econoom Carl Jacobs (Michael Pas) speelt het spel eerst mee, maar ontpopt zich als een zelfstandig denker, die de financiële crisis koppelt aan de desastreuze gevolgen van klimaatverandering.

Het kind dat de proloog uitspreekt noemt die verandering ook. Krijgen haar kinderen te maken met een vijandig klimaat en uitgeputte grondstoffen? Dat ligt aan de mensen, en hoe ze hun hoop vormgeven. We gaan het zien in deel drie.

Foto: Freek Verdonckt