In zijn bewerking van Racines Andromache, die hij baseerde op een gloednieuwe vertaling, slaagt Olivier Diepenhorst er niet in om een eigen stempel op de voorstelling te zetten. Maar ook als straight-up hervertelling is de voorstelling niet helemaal geslaagd.

Gevangen. In stasis. In het openingsbeeld vangt scenograaf Marc Warning volmaakt de staat van zijn van de hoofdpersonages van Andromache: de acteurs zijn opgesloten in een brede vitrine-kast die is omwikkeld door transparant zwart plastic. Verwoed proberen de personages eruit te breken, het plastic scheurt, de deuren kunnen open. Van de regen in de drup: ze komen immers meteen middenin een klassieke Griekse tragedie terecht.

Klassiek is een sleutelwoord voor deze bewerking. Vertaler Herman Altena bleef in zijn versie zeer dicht bij de oorspronkelijke tekst; hij verwijderde het rijm, maar hield de ritmiek en ouderwetse taal intact. Zo ving hij niet alleen de kracht maar ook de zwaktes van Racines origineel: de neiging van de personages om al hun gedachten in ellenlange monologen met het publiek te delen bijvoorbeeld, of de manier waarop het plot onder het flinterdunne mom van een dialoog aan het begin van het stuk aan de toeschouwers wordt opgelepeld.

Het valt Racine natuurlijk niet te verwijten dat hij in de zeventiende eeuw nog nooit van ‘show, don’t tell’ had gehoord, maar het vormt een uitdaging voor een hedendaagse regisseur om zulke uitleggerige teksten van meerlagigheid te voorzien. Die uitdaging gaat Olivier Diepenhorst echter grotendeels uit de weg: zijn spelregie richt zich grotendeels op het nastreven van psychologisch realisme, zonder dat hij veel over tegenkleur of subtekst lijkt te hebben nagedacht. De acteurs spelen de tekst, niet meer en niet minder.

Het levert vooral in de eerste helft van het stuk een afstandelijke kijkervaring op. Er wordt geen poging gedaan om het publiek in de motivaties van de personages mee te nemen: we moeten maar gewoon aannemen dat Pyrrhus verliefd is op Andromache, en dat Orestes op zijn beurt door Hermione is geobsedeerd. Als Pyrrhus in gesprek met Andromache honderdtachtig graden van positie draait is er zelfs voor een ervaren acteur als Roeland Fernhout geen mogelijkheid om dat geloofwaardig te maken, omdat er zo veel tekst moet worden doorgeploegd dat er voor al het andere geen plek meer is.

Vanaf de derde akte komt daar enige verbetering in. Op het moment dat de knellende banden van de tragedie de personages steeds meer de adem beginnen af te snijden en je als kijker meer vertrouwd bent geraakt met hun motivaties weten regisseur en spelers toch enige beklemming te bewerkstelligen. De spelers gaan wat losser om met hun tekst en durven wat minder realistisch spel te geven. Het komt vooral een performer als Matthijs IJgosse ten goede: waar hij in de eerste helft als Orestes nooit echt aan de afstompende werking van de lange teksten weet te ontsnappen, slaagt hij er in de tweede helft in om een antipathieke loser neer te zetten die liefde met obsessieve veroveringsdrang verwart. In de interessantste, meest vuige scène van het stuk zetten hij en Ellen Parren (als Hermione) sterk hun respectievelijke kruiperigheid en nauwelijks onderdrukte walging tegen elkaar af.

Helaas breekt ook aan het slot de overheersing van de stoffige tekst het stuk op. Waar een versnelling naar de tragische ontknoping gewenst is zitten we nog altijd naar lappen tekst te luisteren die de cast vergeefs van urgentie probeert te voorzien. Diepenhorst stuurt zijn performers te vaak met een kluitje het riet in en zo bezwijkt zijn stuk onder het gewicht van de verheven taal.

Foto: Sanne Peper