O wat vinden kleine kinderen het toch leuk om nog eindeloos verstoppertje te spelen als ze eigenlijk naar bed moeten. Duizend keer kun je als ouder zeggen ‘Kom, het is tijd nu, lekker onder je dekbed’, maar terwijl je je omdraait om dat heerlijke dekbed zo aanlokkelijk mogelijk open te slaan kruipen ze alweer achter een speelgoedkist of een gordijn en begint het hele ‘waar ben je nou?’ weer van voren af aan. Alles om dat moment dat de dag echt voorbij is uit te stellen. Alles om papa of mama nog even in die kamer te houden, die straks donker is en vol schaduwen, waar ik-weet-niet-wat zich schuilhoudt.

Dat gegeven wordt uitgewerkt in Andrej Nepanec/Andrew Slapeloos, de nagenoeg woordloze voorstelling voor kijkers vanaf vier jaar van Puppet Theatre Maribor en het Bredase jeugddansgezelschap De Stilte, dit weekend te zien tijdens het Internationaal Stiltefestival. De moeder, vertolkt door Nataša Keser, vouwt lakens terwijl Andrej (Tilen Kožamelj) zijn tanden poetst als we binnen lopen. Midden op de speelvloer ligt een bed, een nest van glimmende donkergrijze lakens, zo’n zelfde laken vormt het achterdoek. Wanneer de moeder wenkt rent de jongen rondjes door de verder lege ruimte en verstopt zich tussen de coulissen of onder een blauw gestreepte lap. Als hij eenmaal ligt komt hij nog tien keer overeind met een vragende blik. Er klinkt lieflijke muziek van een dwarsfluit van componist Stevko Busch.

Maar wanneer de moeder na alle spelletjes de kamer verlaat blijkt het echt waar. Onder het bed wonen twee monsters. Met hun snorren, baarden en mutsjes lijken Miha Bezeljak en Filip Šebšajevič ook wel op twee kabouters, maar ze zijn bevreemdend in hun donkergrijze onesies in de bijna zwarte ruimte. Hun mimiek en gebaren zijn vooral in het begin, wanneer ze nog half verscholen onder de lakens liggen, groot, plagerig en onvoorspelbaar. De kinderen op de voorste rij weten niet goed of ze moeten lachen of huiveren. De soundtrack krijgt met de toegevoegde percussie ook iets dreigends. ‘Is het klaar, bijna?’ vraagt een klein meisje naast me aan haar moeder.

Lang duurt het angstige deel dan inderdaad niet meer. Al spelend en dromend overwint Andrej zijn angst en veranderen de schaduwen in kleurrijke droombeelden. De twee monster-kabouters blijken grappige kwaliteiten te bezitten, ze verstoppen zich achter het laken, alleen hun hoofden en handen zijn te zien, en spelen dat hun hoofden heen en weer rollen over de rand van de stof als knikkers in een knikkerbaan. De hele ruimte van het speelvlak wordt benut wanneer de lakens veranderen in water en wind en er speels vormgegeven bootjes, vissen en vogels verschijnen. Voor de kleinsten in het publiek is dat een opluchting. Het jongetje voor me klautert weg van zijn moeder, naar de voorste rij, om lekker de wind door zijn haar te voelen.

Bij het applaus zoeken de spelers de ogen van de kinderen en gaan alle gezichten open. Ineens zie ik dat daar van beide kanten al die tijd op is gewacht; even dat directe contact. Het geeft zoveel lucht aan een via toneel verteld verhaal en we zijn het in veel van het Nederlandse jeugdtheater ook zo gewend, die laag waarin performers en kijkers, al is het maar in een seconde, samen afspreken: we doen alsof. We onderzoeken via dit verhaal samen een vraag.

Foto: Maribor Boštjan Lah