And Everything In Between van Stephen Shropshire, dat gisteravond tijdens schrit_tmacher festival in Parkstad Limburg Theaters in Heerlen in première ging, kreeg de vorm van een lecture-performance. Hoewel dat vanuit Shropshire’s positie als choreograaf en PhD-kandidaat wellicht een logische keuze is, levert het toch ook een beetje het gevoel op dat er uit de gedanste delen iets moet worden opgestoken. Terwijl die drie duetten op zich nu juist mooi ruimte openhouden om zelf na te denken over de ruimtes tussen de woorden die elke vorm van conversatie lading geven.

Helemaal aan het einde, in het nagesprek met Annette Embrechts dat deel uitmaakt van de avond, zegt Shropshire dat de betekenis van een werk voor een heel belangrijk deel wordt gevormd door de kijker zelf. Maar dan hebben we al verschillende slides bekeken waarop nadere uitleg wordt gegeven over het hoe en waarom vanuit de makerskant. Zijn drie korte, meer enigmatische praatjes voorafgaand aan elk dansstuk waren wat mij betreft al ruim voldoende extra invulling, maar plots is daar deze conversatie die niet gepresenteerd wordt als optioneel, maar als onderdeel van het geheel. Nu weggaan is als weglopen tijdens het dansen.

Dat dansen was indrukwekkend, complex en rijk qua danstechniek en thematiek, maar helder in de uitvoering. Het eerste deel, Contrapunctus (while we were waiting, is een duet van danseres Christine Ceconello en haar eigen evenbeeld op film, op ‘Die Kunst der Fuge’ van J.S. Bach (BWV 1080). Ceconello is een balletdanseres, maar dan een heel aardse. Ze reikt met torso, nek en armen naar de hemel, maar gebruikt de vloer als stevige grond onder haar sterke voeten. Als ze moe wordt, zien en horen we dat. Haar op adem komen is een uitnodiging aan het publiek om er samen bij stil te staan. Heel anders dan in klassiek ballet.

De frases die Ceconello op film en Ceconello in de zaal dansen zijn als vragen en antwoorden, als observaties van de één en doordenkertjes daarop van de ander. Het is alsof Ceconello op film een heel eigen lied zingt – zeker wanneer ze dicht bij de camera komt en lang haar tong uitsteekt – terwijl haar evenknie op de vloer voor ons een harmonieuze ondersteuning biedt. Of andersom.

Voor het tweede deel Conversation Piece zijn er twee dansers: Ivan Montis in het zwart voegt zich bij Ceconello in het wit. Zij hebben hun duet ingestudeerd op twee canons uit weer ‘Die Kunst der Fuge’, en componist Xavier van Wersch baseerde op deze composities een eigen nieuw werk. Niet alleen de beide dansers voeren een fysieke conversatie waarbij het zwart en het wit de losse identiteiten benadrukken, ook in de muziek is er sprake van een dialoog, tussen componisten, en tussen dansstuk en muziek. Zo is een snel opgetrokken knie ineens een opmaat voor een nieuwe strofe in de compositie.

Het derde en laatste deel, And Everything in Between door dezelfde twee dansers (opnieuw op een compositie van Van Wersch die opnieuw gebaseerd is op een canon uit ‘Die Kunst der Fuge’), is qua thema en uitvoering misschien wel het interessantst. Het is als een negatief van het duet uit het tweede deel. De twee dansen nu eigenlijk de ruimtes tussen de bewegingen die ze samen in dat voorgaande deel maakten. Weg is het reiken en de lange lijn, hier blijven de armen dicht bij het lijf, de vuisten gebald, de gezichten naar beneden gericht. Een draai houdt hier de energie naar binnen gericht in plaats van die de hele ruimte in te sturen.

Eigenlijk hoef je alleen maar te kijken naar de drie duetten om te begrijpen dat Shropshire hier iets wil blootleggen over communicatie. Een gesprek heeft ruimte nodig om te resoneren. Degene die spreekt heeft ruimte nodig om de woorden uit te spreken, maar degene die luistert heeft evengoed ruimte nodig, stilte om die woorden heen, waarin de eigen associaties daarbij op hun plek kunnen vallen voor er weerwoord komt. Die ruimte laat het spreken weerklinken.

Foto: Klaus Tummers