Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Anatomie van pijn van de Vlaamse regisseur Lies Pauwels is geen beklijvende voorstelling geworden. Het is een moeilijke en vervelende opdracht om de analyse van dat feilen te maken. Moeilijk omdat de voorstelling zich niet makkelijk laat lezen, vervelend omdat het respect voor de maker(s), die niet de makkelijkste weg kiezen, groot is.

Het is niet de eerste keer dat Lies Pauwels zichzelf uitdaagt met een ‘ongewone’ cast. Dat deed ze al in het bejubelde Het Hamiltoncomplex (2013), waarin ze dertien meisje van 13 zo regisseerde dat de voorstelling een volstrekt ongeregisseerde vrijheid ademde. In Truth or Dare, Britney or Goofy, Nacht und Nebel, Jesus Christ or Superstar (2018) werkte ze onder meer met jongeren met een psychische kwetsbaarheid. En nu is er Anatomie van pijn, waarvoor Pauwels in zee ging met een gemengde cast aan performers waarvan sommigen chronische pijnlijders zijn.

Sinds Pauwels in 2001 haar regiedebuut maakte met Club Astrid is haar schriftuur vrij consequent gebleven: ze maakt intuïtieve, niet-rationele collages van scènes waarin performers spelen, zingen, dansen in een kleurrijke kitschwereld gevuld met consumptieartikelen en neonreclame – wij menen in het opvallende, met gloeilampen omzoomde reclamepaneel dat prominent een plaats inneemt zelfs een stukje decor van Venizke (2008) te herkennen – maar dat kan ook een lapsus zijn in onze herinnering. Feit blijft dat Anatomie van pijn aandoet als een postmoderne fairytale vol getraumatiseerde personages, die zich lijken te bewegen in de commerciële glittercultuur van eind vorige eeuw.

Ook nog steeds onveranderd is de bittere humor die spreekt uit dit samenbrengen van grimlachende vorm en grimmige inhoud: een voorstelling over pijn krijgt een plaats voor een lichtreclame die ‘Joyland’ uitschreeuwt terwijl een ander reclamebord ons geruststelt: ‘Our true intent is all for your delight’ – maak jullie geen zorgen, beste toeschouwers, dit wordt geen klaagverhaal, en ook al lijden wij dagelijks ondraaglijke pijnen: this show will go on. Een seculier altaarstuk, beplakt met iconen van Madonna tot Moeder Theresa vertoont eveneens een grote, roodgestifte sensuele mond, als een open wond. De mond – en de lippen, als gevoelige pars pro toto – neemt sowieso een centrale plaats in dit pijnverhaal in.

(Ik bedenk dat alleen al deze wrang-ironische setting – Happy happy! Joy joy! – een angst verraadt: de angst om te particulier te worden, om het te veel over pijn zelf te hebben, een angst voor de anekdotiek. Misschien is het net deze angst die de ploeg zal verhinderen om er dan ook wezenlijk iets over te zeggen.)

Anatomie van pijn is een opeenvolging van afzonderlijke scènes, acts bijna, waarin de performers getuigen over of spelen met/rond veel verschillende vormen van pijn: mentaal, fysiek, emotioneel… Dat gebeurt veelal in gesublimeerde/geësthetiseerde vorm: met poppen, met maskers, met stemvervormers, in dans, in beweging, in lied. Sommige beelden zijn krachtig, zoals het leger aan performers met uniforme Goofy-maskers dat de bühne opschuifelt, of de kwetsbaarheid van een stuntelende trapeziste, maar te veel scènes voelen aan als het ‘nummertje’ van een van de performers en vinden hun plek niet in het geheel.

Bij de dramaturgie zit sowieso een probleem. Pauwels’ intuïtieve assemblage – overigens op sommige momenten te sterk bepaald door een nogal dramatische muziekkeuze – heeft zeker zijn bestaansrecht, want er zijn uiteraard zeer uiteenlopende verschijningsvormen van pijn. Toch zou daar doorheen of daaronder, als het goed zit, een overkoepelend mentaal concept kunnen verschijnen, dat voor iedereen toegankelijk is, omdat het gaat om een niet-gepreciseerd maar erg herkenbaar begrip van pijn – een soort uberpijn, zeg maar. Een beetje zoals een mens bij het woord ‘stoel’ niet spontaan denkt aan een designstoel van Eames, maar aan die bruine klassieke stoel met vier poten.

Maar tot dat platoonse begrip van ‘de ultieme pijn’ komt de voorstelling niet, omdat er niet strak genoeg is gesnoeid in scènes – we blijven met andere woorden steken in een verzameling van meer oppervlakkige verschijningsvormen van veel verschillende pijnen, waartoe we ons als toeschouwer maar moeilijk kunnen verhouden, en die veelal binnen hetzelfde register vallen, waardoor een soort eentonigheid ontstaat. Wanneer die verschillende vormen uit angst voor te veel anekdotiek dan ook nog eens zo goed zijn gesublimeerd dat ze bijna onvindbaar worden, blijft er uberhaupt weinig over. Wat komen we in Anatomie van pijn dan eigenlijk te weten? Op welke manier wordt de particuliere pijn overstegen, zodat ze ook de mijne wordt?

Een tweede obstakel waar Pauwels misschien op is gestoten, is de onwrikbaarheid van lichamen die ‘vol’ zijn. Een aantal van haar performers zijn chronische pijnpatiënten, en zoals dat gaat in performatief theater dienen de lichamen te worden ‘doordrongen’ van wat ze willen uitdrukken, zodat ze op het podium niet hoeven te tonen/spelen, maar zijn (niet in de autobiografische betekenis uiteraard). In hoeverre is dat ‘laden’ van betekenis mogelijk bij mensen die weinig marge meer hebben in hun lichaam? Ik weet het niet, ik was er niet bij in het maakproces, maar ik zie erg veel performers tekstjes zeggen en bewegingen tonen op een manier die superficieel is. De paradox is dat de voorstelling gaat over pijn, iets wat zij aan den lijve ondervinden, maar dat dat uiteraard nog niet betekent dat zij vanzelfsprekend die pijn kunnen overdragen.

Het is zoeken naar verklaringen, vooral met Het Hamiltoncomplex in gedachten, waar alles verliep op een volstrekt omgekeerde manier: de collage aan scènes liet vanzelf een groter idee van leven verschijnen (de som was meer dan de delen) en de lichamen van de meisjes hoefden niet te doen alsof – ze belichaamden volledig wat ze wilden vertellen. Mijn vermoeden is dat Pauwels hier op de filosofische patsstelling is gestoten dat de pijn van anderen nooit volledig deelbaar is – misschien zelfs niet in die universele, platoonse betekenis? – en dat de lichamen van pijnpatiënten dan ook nooit iets anders zullen kunnen incorporeren dan zichzelf.

In die zin is het verlangen van de groep om het over pijn te hebben als ‘metafoor’ dan toch nog waargemaakt, zij het dan niet op de manier die ze hadden gewenst, waarbij particuliere pijn staat voor de pijn van de wereld. Ik zie Anatomie van pijn vooral als metafoor voor de ontoereikendheid van taal, beeld en muziek om de pijn van anderen invoelbaar te maken. Verder dan de metafoor geraken we niet. Helaas.

Foto: Fred Debrock