De Franse regisseur en beeldend kunstenaar Philippe Quesne houdt zijn publiek graag een spiegel voor als het gaat om de merkwaardigheden van de moderne mens, vooral de hedendaagse relatie tussen cultuur en natuur zet hij onder het vergrootglas. Anamorphosis heet zijn laatste voorstelling toepasselijk. De productie kwam tot stand in samenwerking met het Japanse gezelschap Seindan Company uit Tokio. Op zoek naar inspiratie voor een nieuwe song, laten vier vrouwelijke muzikanten van een rockband zich leiden door hun dromen.

Het is de laatste avond van Jeugdfestival Tweetakt en de zaal van Theater Kikker zit mutjevol studenten. Anamorphosis wordt aangekondigd als een voorstelling voor twaalf jaar en ouder, maar de groep jonger dan achtten is ver te zoeken en dat is maar goed ook. Net als sommige andere voorstellingen in het festival zoals Disisit van Benjamin Verdonck en Miet Warlops Mystery magnet, sluit dit aanbod, hoe goed het ook is, niet echt aan bij de jongste beoogde leeftijdsgroep. Maar de studenten, vermoedelijk veel vrijwilligers van het festival, weten er wel raad mee.

Anamorphosis wordt aangekondigd op een scherm, alsof het een film betreft. Een rocklied klinkt, fel gekleurde lichten en rook doen een concert vermoeden. Maar daar komt helemaal niets van. Een voor een komen vier meisjes op in dagelijkse kleding.  Ze trekken hun schoenen en jas uit en scharrelen wat rond in de ruimte. Naast de computer op een tafel staan twee merkwaardige aquaria. Een daarvan is leeg. In de andere, een hele kleine, zwemmen wat mini-nepinktvissen rond in verschillende kleuren. Uit een tas haalt een van de meisjes pakketjes met grauwe namaakflats, die ze uitstalt op het toneel.

Lang blijft ongewis waar de voorstelling naartoe wil, ook het geprojecteerde commentaar van de ondertiteling (in zowel Engels als Japans) biedt geen uitkomst. Maar als de meisjes een digitale bril opzetten en van opwinding wat ze zien ook zelf willen beleven, begint zich iets te ontspinnen. Licht en geluid creëren een landschap dat het ene moment nog een concertpodium is en het andere een kampeerplek met tent. Feestelijk steken de meisjes hun marshmallows in het elektronisch nagemaakte kampvuurtje. De soundscape versterkt, net als in de film, de emoties van de acteurs. Elk detail is zorgvuldig uitgedacht en de geprojecteerd tekst geeft commentaar. ‘I cannot believe we are acually in the room,’ lezen we terwijl we zien hoe opgewonden de vier zijn.

Quesne flirt openlijk met de illusie. Zijn werk is theater in het kwadraat, dat zagen we al eerder in L’effet de Serge – vorig jaar ook te zien in Tweetakt – en Les mélancholie des dragons. De voorstelling heeft nog een aantal verrassende effecten in petto, vooral als kleine lampjes zich ontpoppen tot beestjes.  En natuurlijk krijgt ook de maquette van stadsflats een rol. Quesnes universum is ambivalent, maar evengoed speels en ontwapenend. Lichtjes schertst het met de eigenschap van de moderne mens om alles te willen nabootsen, zelfs de grootste natuurwonderen in dit geval.

Zwaar wordt Quesne nooit omdat zijn werk ook de tomeloze menselijke creativiteit blootlegt en illusie verbindt aan hoop en overleving.  Al die lagen komen steeds weer terug, ook in deze bescheiden Japanse productie. Een gimmick is het haast.