Twee vrienden delen in stilte een citroentaartje, in een koffiebar. En in dat verstilde moment vraagt de een zich af: begint nu ook mijn biografie? Het is een gedachtesprongetje dat teruggrijpt op een gesprek tussen beiden over het lezen over andermans levens. Over hoe (beroemde) mensen zijn gekomen waar ze nu zijn. Over hun grote beslissingen en kleine geneugten, zoals bijvoorbeeld ook Susan Sontag en Marina Abramović ooit samen een taartje aten, iets dat is geboekstaafd in de biografie van laatstgenoemde.

Veel van de ontwapenende voorstelling Analoog van Louis Janssens (1995) en Willem de Wolf (1961) ligt besloten in en rond deze kleine scène die opgaat in een fraai meanderende tekst over kunstenaarschap, jeugdige overmoed en ouder worden, gretigheid en spijt en schaamte. En niet in de laatste plaats, over leren. Van elkaar leren.

De Wolf (lid van collectief De Hoe) was docent van Janssens op de theaterschool en al snel was er dat gevoel van herkenning. De theaterman met al zijn kennis en ervaring zag zichzelf als het ware terug in het getalenteerde jong, en omgekeerd was er ook dat gevoel. Intussen is Janssens zelf alweer docent, en richtte hij (mede) het Vlaams collectief Desnor op. Verhoudingen verschuiven en nu is er dan Analoog, klein, fijn stuk over levens, liefdes en theater maken.

Ze staan voor een glanzend wit vlak: de speelvloer. Voorzichtig beginnen ze samen heen en weer te bewegen op de etherische soundtrack van Shane van Laer. Voorzichtig aftastend, maar overtuigd van een zekere zielsverwantschap praten ze over een jeugd in het Antwerpen van het begin van deze eeuw, en eentje in het Groningen in de jaren zeventig. Hoe uiteenlopend ook, als tieners weten Louis en Willem heel duidelijk dat ze spelers willen zijn.

Tijdsbeelden schetsen ze, aan de hand van een herinnering aan BZN, de dood van Fassbinder, een scène uit een film van Marguerite Duras, afgewisseld met bespiegelingen over het verstrijken van die tijd. Over pogingen om die vast te houden door zo veel mogelijk op te schrijven, alles te noteren, zo veel mogelijk te lezen, stapels biografieën. Over de noodzaak tot verdoving, en een fascinatie met witte dunne jongens.

Willem vertelt Louis’ verhaal of misschien omgekeerd, soms verwijzen ze naar elkaar, vullen ze elkaar aan, spiegelen ze elkaar, vallen ze samen? Ze dansen – heel voorzichtig – ze zingen zachtjes, ze zoeken het licht, ze zijn nieuwsgierig, leergierig, onzeker. De een met zijn jonge rondingen, de ander al een tijdje geplooid. Maar altijd in gesprek. Samen.

Foto: Koen Broos