De belangrijkste constante in deze voorstelling is de massa aan mensen, die voortdurend in beweging is, zich als een autonoom organisme door de stad beweegt. Diezelfde massa vind je terug op het Leidseplein voor het theater, bij het Rijksmuseum, in metrostations, in heel Amsterdam. Het is de massa die Amsterdam definieert, en die, als je erop inzoomt, een hoop te vertellen heeft.

De nieuwe ITA-juniorvoorstelling Amsterdam XXX jr. wijkt qua karakter weer af van wat we de laatste jaren van de jongerenvoorstellingen gewend waren. In de interactieve, radicale hertalingen van ‘reguliere’ ITA-voorstellingen trokken de jongeren op inventieve wijze thema’s uit de voorstelling naar zich toe: zowel Kings of war jr. en Oedipus jr. leverden zeer prikkelende voorstellingen op.

Deze voorstelling, alhoewel qua thematisch uitgangspunt losjes verbonden met Een klein leven, staat meer op zichzelf. Als startpunt voor het onderzoek dat regisseurs Hanna Timmers en Ilon Lodewijks met de 22 jongeren zijn aangegaan hebben ze het thema ‘vriendschap in de grote stad’ genomen. Resultaat is een nagenoeg woordloze voorstelling waarin de belevingswereld van de diverse groep jongeren mooi theatraal wordt gemaakt. Wat we zien is een choreografie van de massa, opgezweept door een pulserende soundscape.

In de verder gestripte studiozaal van het Internationaal Theater Amsterdam, hangt een aantal spiegels boven de groep spelers. Dat zorgt enerzijds voor een mooie verdubbeling; chaos wordt nog chaotischer, de massa wordt nog massaler. Anderzijds benadrukt dat het voortdurende zelfbewustzijn waarmee deze jonge generatie geconfronteerd wordt, in een tijd waarin bovendien alles wordt vastgelegd door een goedbedoelende omgeving.

Als een grote groep bewegen de jongeren zich van rechtsachter naar linksvoor en weer terug, in een steeds herhalende lijn. Zo trekken ze diagonaal de stad door. Vanuit daar wordt ingezoomd op de individuen waar die groep uit bestaat – dat is de dramaturgie van deze voorstelling. Eerst zoomen we in op de toeristen die de stad bevolken, en die al selfiënd de weg zoeken naar het museum dat recht voor hun neus staat. Vervolgens komen de jonge stadbewoners zelf centraal te staan. Zo is er een mooi, breekbaar moment waarin twee jongens elkaars hand vastpakken en letterlijk tegen de stroom inlopen.

Of een prachtige scène waarin een jonge vluchtelinge tegenover de groep staat. Die groep kijkt haar schuchter aan, keert zich van haar af, negeert haar en pakt haar gebruikelijke routine (de diagonaal) weer op. Totdat één meisje zich losmaakt van de groep, het meisje bij de arm pakt en haar meetrekt de stroom in. Zo wordt ze opgenomen door de groep. Wat maar wil zeggen: soms is er maar één iemand nodig die zich over je ontfermt, en kan dat alles veranderen.

Op die manier komt in vijftig minuten een flink aantal veelzeggende bewegingsscènes voorbij, rondom grote thema’s als diversiteit, identiteit, prestatiedruk, collectieve verantwoordelijkheid en eenzaamheid. Timmers en Lodewijks hebben ervoor gekozen om veel thema’s aan te stippen. Dat levert een rijke, maar ook schetsmatige voorstelling op. Soms zou je willen dat ergens langer bij wordt stilgestaan, dat iets verder wordt uitgewerkt. Maar dan is het portretje alweer opgegaan in die massa, en dan ben je het kwijt.

Die vluchtigheid is soms jammer, maar is ook precies waar de voorstelling over gaat: die massa blijft in beweging, en of je nu wilt of niet, je moet je ertoe verhouden.

Foto: Jasper Groen