De voorstelling begint bijna een kwartier te laat. De maker moet eerst zeven vrouwen selecteren uit haar wachtende publiek, en instrueren wat hen te doen staat. En als we eenmaal zitten in een vrijwel totaal verduisterde zaal, duurt het wederom een schijnbare eeuwigheid tot er iets gebeurt: zwakke lichtjes die knagen aan de duisternis, zachte oerwoudgeluiden. 

De traagheid, en het regelmatig terugkerende de-dramatiserende gesjouw met techniek en objecten, horen bij het thema van ALTAMIRA 2042, een voorstelling uit 2019 van de Braziliaanse performer, regisseur en activist Gabriela Carneiro da Cunha. Het is het tweede deel van haar Rivieroeverproject, een drieluik over de verwoesting van het regenwoud rondom de Amazone-rivier. 

Da Cunha wil ons de ogen en oren openen voor deze ‘oorlog’, zoals zij hem noemt. Deel één van haar trilogie, Guerrilla Girls uit 2015, ging over een vroege episode in die oorlog: een kortstondige guerilla tegen de toenmalige militaire dictatuur in Brazilië, in het stroomgebied van de Araguaia, een zijrivier van de Amazone. De oorlog om het regenwoud heeft een tergend, slepend verloop, net als Da Cunha’s voorstelling, waarin de kansen voortdurend keren, zonder de verwoesting wezenlijk te stuiten. 

Hij begon in ernst rond 1970. De militaire junta wilde Brazilië opstoten in de vaart der volkeren met megalomane projecten: bruggen, een snelweg dwars door het Amazone-gebied, en zelfs een compleet nieuwe hoofdstad, Brasil. Zo’n 800.000 Inheemse inwoners ongemoeid laten in een gebied ter grootte van de VS, paste niet in die plannen. In 1978 wilde de junta een groot deel van het regenwoud vrijgeven voor kolonisten. Dat voornemen luidde het eerste van een reeks massale protesten in, die zeven jaar later de generaals ten val brachten. 

Maar de eerste serieuze pogingen om gebieden van Inheemse volkeren te beschermen tegen kolonisering, begonnen nota bene onder diezelfde junta, in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw. En het was de linkse president Lula da Silva die in 2010 de stoot gaf tot de bouw van de Belo Monte-stuwdam in de Xingu, een andere belangrijke zijrivier van de Amazone, ten westen van de Araguaia. 

ALTAMIRA 2042 draait om die dam, de drie na grootste stuwdam op aarde. De titel verwijst naar de naburige stad Altamira, een product van de slepende kolonisatie van het Amazone-gebied. ‘Altamira is een stad van zombies’, horen we Raimunda Gomes da Silva zeggen, een lokale activist. ‘Het is een horrorfilm.’ Volgens het programma van het Holland Festival vormt de Belo Monte-dam ‘een bedreiging’ voor de Inheemsen rond de Xingu. 

In feite is de dam al zeven jaar operationeel. Al zeven jaar lang levert hij zijn eigen kolossale bijdrage aan de verwoesting van het regenwoud, en van de mensen die daar al duizenden jaren wonen. Maar de oorspronkelijke plannen voorzagen in een nog veel grotere dam, die nog veel meer onherstelbare schade zou hebben veroorzaakt. Die werden in 1989 verijdeld met een ander massaprotest, waarbij ook Westerse beroemdheden zich aansloten, zoals zanger en muzikant Sting. 

Het was de eerste keer dat de Braziliaanse strijders voor het behoud van het regenwoud de Westerse publieke opinie voor hun zaak wisten te mobiliseren. Dat succes veranderde langzamerhand ook de activisten zelf. Zij leerden Inheemse kleding, decoraties en rituelen gebruiken als effectieve wapens in een wereldwijde pr-oorlog die de nodige successen boekte. Inmiddels had ook de Braziliaanse overheid machtige instanties opgebouwd die het woud en zijn oorspronkelijke bewoners beschermden tegen de kolonisten, desnoods met militair geweld. Nog in 2007 leek de kolonisatie en ontbossing in het Xingu-gebied vrijwel tot stilstand gekomen. 

Maar drie jaar later tekende president Lula een contract dat cruciaal was voor de bouw van de Belo Monte-dam. En negen jaar later werd de ultrarechtse geweldprediker Jair Messias Bolsonaro gekozen tot president van Brazilië. Door hem aangevuurd, hervatten de kolonisten hun massale plundering van het regenwoud. 

Dat is de context van ALTAMIRA 2042. De betrokkenheid van Gabriela Carneiro da Cunha bij deze oorlog begon een jaar of tien, vijftien geleden. Ze is van 1982, en groeide op in de metropool Rio de Janeiro, als kind van keurige, redelijk welstandige ouders. Ze studeerde bedrijfskunde, en werkte korte tijd voor een mijnbouwconcern, een hoofdschuldige in de Amazone-oorlog. Daarna werd ze actrice in telenovelas, de beroemde Braziliaanse tv-soaps. 

Maar haar droomproject, zo vertelt ze in een recent interview in OneWorld, was niet een zoveelste ‘rolletje in een soap’. Daarom trok ze naar het Araguaia-stroomgebied, voor Guerrilla Girls. ‘Ik maakte dezelfde reis als de jonge vrouwen uit de stad die zich destijds aansloten bij de guerilla: ze wisten niets over overleven in het woud en moesten alles leren van de lokale mensen.’ 

Voor ALTAMIRA 2042 ging ze in de leer bij Raimunda Gomes da Silva, die in de voorstelling veel aan het woord is. ‘Zij heeft mij ook leren luisteren naar de rivier’, vertelt Da Cunha, ‘gewoon door aan de oever te zitten, stil te zijn en de verbintenis te voelen.’ Het zijn meestal vrouwen die vooraan staan in de strijd om behoud van het regenwoud en de Inheemse manier van leven, weet ze inmiddels uit ervaring. Vandaar ook dat ze aan het begin steeds zeven vrouwen vraagt om haar te helpen. ‘Er is een harmonieuze manier van je verhouden tot de natuur, die hier wordt doorgegeven van oma op moeder op dochter.’ 

In ALTAMIRA 2042 geeft ze die traditie door aan een Westers grote-stadspubliek – na het Holland Festival toert de voorstelling naar Leeuwarden voor PAFFF, het theaterprogramma van de Friese kunstentriënnale Arcadia. In het duister zitten we als rond een kampvuur. Geholpen door haar zeven amazones is Da Cunha in de open ruimte in het midden druk in de weer met ingenieuze draagbare luidsprekers, die ook gezichtjes kunnen trekken met veelkleurige lampen, als brokken van een totempaal. 

Lange tijd produceren die boxen vooral het ruisen van de Xingu-rivier, en het zingen, roepen en krijsen van de dieren uit het oerwoud. Door ze voortdurend te verplaatsen, creëren Da Cunha en haar helpers een rondom-stereo-effect. Dan horen we de eerste kettingzaag. Al snel overheerst het lawaai van de kolonisten; de boxen staan in één rij nu, als soldaten in slagorde, klaar voor de oorlog. 

Dan vallen ze in één klap stil, en begint Da Cunha haar eigenlijke eerbetoon aan het regenwoud, dat ze omschrijft als ‘techno-sjamanisme’. Naakt, met de luidsprekers als hoofdtooien, loopt ze heen en weer over de speelvloer. Ze giet water in een kom, legt daar hamers en stukken hout omheen, en toont filmbeelden uit het Belo Monte-gebied, met een projector die ook tot haar hoofdtooi behoort. 

We zien haar zelf, vergelijkbaar uitgedost, handelingen verrichten aan de oever van de Xingu. We zien fragmentarische beelden van dambouwers aan het werk, van de verwoeste natuur rond de rivier, van confrontaties tussen kolonisten en Inheemsen. We horen en zien Raimunda, vaak. 

Slechts één keer horen we Da Cunha zelf. ‘Ik ben hier niet om een stem te geven aan het woud, de rivier en de Inheemsen’, zegt ze in een video over haar werk. ‘Die hébben al een stem. Mijn doel is jullie te leren luisteren.’ 

Heel mooi is het einde van haar voorstelling. Langzaam brengt ze de luidsprekers tot zwijgen, en dooft ze de gezichtjes uit. Als de laatste twee tot bedaren zijn gekomen, laat ze ons minutenlang in het stille duister achter. Als de zaallichten aangaan, is Da Cunha verdwenen, en ze keert ook niet terug om het applaus in ontvangst te nemen. 

Geluisterd hebben we zeker, dat is haar goed gelukt. Maar hoe nu verder, de komende vijftig jaar? ‘Wat ons nu te doen staat…’, zo begint Da Cunha een zin, aan het einde van haar video. Ze maakt hem niet af. Na lang peinzen zegt ze, kordaat en opgewekt: ‘Hier houd ik op!’ 

Foto: nereu jr