Van Vliet opent zijn show veelzeggend met ‘de grote sterfscène’. De koning is neergestoken, maar houdt nog een lange toespraak, voor definitief het doek valt. Een mooie parallel met zijn eigen aankondiging dat Alleen op Zondag zijn laatste show zal worden. Hij zal spelen alsof zijn leven ervan afhangt. Voor het publiek alsof het de eerste keer is, voor hemzelf alsof het zomaar eens de laatste keer zou kunnen zijn. De hele show is de indringende noodzaak voelbaar: wat hij absoluut nog wil zeggen voor hij gaat.

Een bankje, een man en zijn pianist. Een eenvoudige basis, waarop lichtontwerper Wim Dresens zich met goed gevolg heeft uitgeleefd. Hij zorgt voor mooie verrassingen, zoals een prachtige zonsondergang na ‘Boven op de Boulevard’, waartegen Van Vliets silhouet scherp afsteekt als hij erin verdwijnt. Black-outs als afsluiting van sketches en liedjes houden de vaart erin. Een eenzame spot op de piano leidt de aandacht naar de muzikale intermezzo’s van pianist Klaas van Dijk, die de stiltes opvult met lieflijk pianospel. En op steeds een schouderophalende zwaai met de armen van Van Vliet, als oud materiaal nog precies klopt. Geen zelfgenoegzaam feest van herkenning, maar haast verontschuldigend. Beter heeft hij het sindsdien niet geschreven.

Het is moeilijk te geloven dat het grootste deel van Alleen Op Zondag bestaat uit hergebruikt materiaal. Met elk stukje tekst, elk lied en elke sketch wijst Van Vliet naar onze huidige tijd vol razende jonge mensen die zich willen bewijzen. Vol overgave brengt hij liederen uit de jaren negentig die pijnlijk actueel aanvoelen. Zoals Jan Tamelijk, die in deze onzekere tijden geen kinderen op de wereld wil zetten, omdat het hem zou hinderen in zijn doen en laten. Het lied ‘De Zee’, waarin Van Vliet in gesprek gaat met de wanhopige zee die er zeer beroerd aan toe is. Maar ook ‘Ik denk er dikwijls aan…’, waarin Van Vliet als pestkop zijn excuses maakt aan de kinderen uit zijn klas die onder zijn gepest te lijden hebben gehad.

Gedurende het programma is een wisselwerking voelbaar tussen Van Vliets wens om door te draven zoals de jeugd dat doet, en zijn erkenning dat ouder worden ook consequenties heeft. Hij accepteert niet dat mensen zomaar stoppen met streven. Hij vertelt over de vluchtelingenkinderen van Unicef, waar hij zich actief voor inzet. Zoals zij kunnen terugveren en het leven voortzetten, moeten wij dat ook doen. Aan de andere kant zet hij op komische wijze dronkaard Charles van Tetterloo Junior neer, die zijn opwachting heeft gemaakt in een verzorgingshuis. Of we langs willen komen, want hij krijgt zo weinig bezoek.

Volkomen onterecht ligt de gemiddelde leeftijd in de zaal rond de zeventig. Paul van Vliet is op het podium geen oude man, maar staat vol in het leven. Hij benadrukt keer op keer het verschil tussen leven en overleven, tussen dromen volgen tegen beter weten in en realistisch denken zonder gevoel. Elk lied en elke tekst raakt en inspireert, is komisch, gevoelig of allebei. Hij zegt geen woord te veel. Met zijn diepe krachtige stem en kalme podiumuitstraling betovert hij alle aanwezigen, maakt benieuwd naar wat er nog gaat komen. Hij geeft een laatste duwtje in de goede richting aan iedereen die een verschil kan maken, oud en jong. Wie nog kennis moet maken met het materiaal van Paul van Vliet moet zeker niet wachten tot de eerste musical over hem wordt gemaakt. Hij is in topvorm.

Foto: Roy Beusker