In Terra’s Aladdin wil de grootvizier een toverlamp gebruiken voor macht. Alladin wil de lamp gebruiken voor de liefde. Of, eigenlijk: om in te breken in het badhuis van een meisje dat hij nog nooit gesproken heeft. Deze musicalbewerking is zo weinig kritisch over de vertelling dat het de twijfel oproept of de lamp toch niet beter af was bij de slechterik.

En dat terwijl je met de klassieker uit Duizend en Een Nacht best een aantal kanten op kan gaan, zo getuigen de verschillende versies die er voorhanden zijn. Voor de Terra-variant baseerden schrijver Dick Feld en regisseur Wesley de Ridder zich op de Franse vertaling van Antoine Galland uit de 18e eeuw, maar speelden ook leentjebuur bij de bekende Disneyfilm. Alladin steelt nog steeds graag stokbroden, het aapje Abu is nu een muis en de muzikale entree van de Djinn lijkt verdacht veel op Een Vriend als Ik. En natuurlijk mag de romantiek op een tapijt niet ontbreken.

Wat wel ontbreekt, is de brutale prinses met haar huistijger. Of een prinses die iets te doen heeft in dit verhaal. Aladdin (Bram van Stiphout) ziet prinses Amira (Alisa Opari Luzi) als zij gesluierd over straat loopt. Het is liefde op het eerste gezicht, al moet haar gezicht bedekt blijven zolang ze niet getrouwd is. Amira verschijnt pas weer als ze gered kan worden door Aladdin, die eerst een avontuur beleeft in een wondergrot, daar de Djinn ontmoet, ternauwernood ontsnapt, en dan wenst om in haar badhuis te landen. Vervolgens is de prinses de speelbal van haar nieuwe geliefde, haar waakzame vader of de enge grootvizier waar ze voor moet dansen. Als ze in de finale eindelijk iets mag ondernemen, is het al bijna tijd voor het applaus.

Zo blijft Aladdin afzijdig van de pop-culturele discussies van de afgelopen jaren, waarin kritischer gekeken wordt naar de sprookjes die we vertellen. Waarom is het enige meisje in dit verhaal zo onzichtbaar en onderdanig? Waar ligt de lijn tussen romantiek en stalk-gedrag? De keuze voor een witte Aladdin en een acteur van Surinaamse afkomst die als Djinn al zijn wensen moet vervullen, is al even ongelukkig. Het onderstreept hoe traag een bewustzijn over representatie op gang komt in het musicalveld.

De kracht van deze Aladdin schuilt niet in het verhaal, maar in de muziek en de vormgeving. De door twee spelers bestuurde Djinn van poppenmaker Kathelijne Monnens spreekt tot de verbeelding en dwingt een wat veilige regie om speelser te worden. Na thrillermusical Schuld bewijst Fons Merkies zich opnieuw als interessante musicalcomponist met een prettig popachtig geluid. Zijn muziek ligt makkelijk in de oren, dient de vertelling en wordt nergens te schreeuwerig. Dat is deels de verdienste van vier sterke zangers. Met name het terugkerende liefdesduet van Opari Luzi en Van Stiphout brengt Aladdin even naar een hoger niveau. Een welkome afwisseling in een nogal toondoof sprookje.

Foto: Jaap Sinkeler