De Amerikaanse feministische activist Valerie Solanas, berucht vanwege haar moordpoging op Andy Warhol in 1968, stelt zich in haar manifest SCUM (Society of Cutting up Men) een samenleving zonder mannen voor. Theatermaker Eva Bartels nodigt in All Men Must Die het publiek uit om het manifest te lezen als een sciencefiction-verhaal en de wereld van Solanas in te stappen. 

Handgeschreven teksten uit het manifest staan afgebeeld op de muren, deuren en ramen : ‘mannen zijn een wandelende abortus’, ‘hij is een biologisch ongeluk’, ‘onze enige taak is het vernietigen van het mannelijk geslacht en het omverwerpen van het financieel systeem’. De vernietiging van ‘de man’ met al zijn privileges en autoriteit op basis van biologische eigenschappen, zou het einde betekenen van het patriarchale en kapitalistische systeem waar vrouwen onder gebukt gaan.

Op het nummer I’m Too Sexy van Right Said Fred komt de personificatie van toxic-big-dick-energy de ruimte binnen lopen. Het is een overtuigende persiflage van ‘de man’: uitgezakt, hard pratend, met een petje waar ‘boy’ op staat en een gereedschapsdoos die te hard rammelt. Vanuit het perspectief van Bartels, Solanas en andere personages wordt bevraagd hoe we als mensen een samenleving kunnen vormen waar macht en onderdrukking niet het uitgangspunt zijn. Het einde van de man zal namelijk niet het einde betekenen van het systeem. Is een focus op consent dan het antwoord? Of laten we hiermee de verantwoordelijk alsnog bij de (hetero)vrouw?

Bartels laat, in teksten meegeschreven door Han van Wieringen, zien hoe het structureel geweld tegen vrouwen te maken heeft met macht en in alle hoeken van onze maatschappij terug te vinden is. Ze is kritisch op individuele privileges van witte vrouwen in de Westerse samenleving, maar kaart daarnaast ook een institutioneel probleem aan door in te gaan op voorbeelden uit kinderboekjes ‘waarin de vrouw er alleen is om gered te worden’, de MeToo-beweging die seksueel overschrijdend gedrag naar de voorgrond brengt of de politieke leiders die continu de rechten van mensen schenden en openlijk pleiten voor de dominantie over anderen. ‘Matthijs, Ali, John, Adolf, Thierry’, roept Bartels naar het publiek. ‘Als ik nu complimenten krijg voelt het alsof iets van me afgepakt wordt.’ Het gevolg is een samenleving van hypervigilantie en victim-blaming. 

Tussen de in hoofdstukken verdeelde voorstelling krijgt het publiek een triggerwarning. Op deze manier wordt het publiek gewaarschuwd voor wat te horen of te zien zal zijn en wordt er om consent gevraagd voor het bijwonen daarvan. Dit is het moment om weg te lopen of te blijven zitten. Bartels maakt hiermee heel praktisch wat het betekent om echt je toestemming te geven en niet door de conventies van het theater het publiek zeggenschap te ontnemen over wat ze of te horen.

Niet alleen laat Bartels de relevantie zien van het werk van Solanas in onze huidige maatschappij, maar ze weet hiermee ook het publiek een spiegel voor te houden en te bevragen hoe wij onderdeel zijn van dit systeem. Middels het werk van Solanas weet Bartels een gesprek (soms heel letterlijk door het publiek directe vragen te stellen) aan te gaan over een enorme structurele problematiek. Het is een duidelijke call to action om onze bijdrage aan een problematisch systeem te bevragen. In een systeem waar iedereen onder gebukt gaat kan het niet gaan om ‘het verkrijgen van gelijke rechten, maar om het omverwerpen van het hele systeem’. Een voorstelling die je met consent wakker schudt!

Foto: Max Melvill