Veertien scheepslui staan in het midden van een decor dat zowel binnen- als buitenkant van een schip op de grote vaart weergeeft; links drie krappe kooien boven elkaar en rechts een diagonaal omhooglopende wand die doet denken aan de boeg. Van de veertien zijn er negen danser en vijf muzikant. Maar nu zijn ze even met z’n allen de lucht die door de schoorsteen wordt geblazen: uit veertien kelen klinkt een aanzwellende toon. Trossen los, dit schip vertrekt. De groep waaiert uiteen en ontsteekt in een zeemanslied.

Choreograaf Ed Wubbe wilde in All hands on deck een geheel smeden van zijn dansersgroep en de muzikanten van de Wëreldbänd. De leden van deze band zijn dan ook befaamd om hun performatieve fysieke kwaliteiten – naast het indrukwekkende feit dat ze met z’n vijven in totaal ongeveer 40 instrumenten bespelen. In veel van de scènes zijn ze inderdaad onderdeel van de beweging, al krijgen ze niet de kans om hun capriolen ten volle te tonen. Hoe goed het ook is dat de muziek live op de vloer wordt gemaakt en hoe dynamisch deze muzikanten ook zijn, de dans domineert de beweging, en die behoort aan de virtuoze dansers toe.

Het tempo van opeenvolging ligt zeer hoog deze 75 minuten. Dat leidt ertoe dat we een grote hoeveelheid stijlen, invalshoeken en soorten bewegingsmateriaal te zien krijgen op evenzoveel verschillende stukken muziek. Dansers lijken met kleine snelle lichte passen en de armen tegen het lichaam te kolken als het water tegen de boeg, ze dansen tijdens een diner in paren een quickstep en Mischa van Leeuwen en Maya Roest keren verschillende keren terug als koppel dat hun lyrische duetten begint en eindigt met de lippen tegen elkaar. Er wordt gewerkt met touwen en trossen die het lichaam vastzetten in lussen, knopen en stroppen. Ruochen Wang introduceert urban-elementen als popping en locking. Het zijn soms best verrassende elementen die zouden overtuigen als ze nader uitgewerkt waren. Maar vaak dient zich daarvoor alweer een volgende scène met een heel andere focus aan.

Die vlotte opeenvolging draagt zeker bij aan de feelgood-stemming die heerst en waarvan de toon met de eerste goedmoedige grap wordt gezet, als veertien lichamen en een contrabas drie kooien moeten zien te delen terwijl ze muziek maken en zich omkleden. De goedmoedigheid gaat gepaard met een geoliede samenwerking tussen al die lichamen op de vloer. Een voorbeeld is de tafelscène, waarin de instrumenten wisselen van gedempte trompetten naar strijkers naar klarinet en hoorn, in goed gecoördineerd teamwork tussen dans en muziek. Maar het terugkerende gebaar van salueren en de schrobbende matroos zijn zo geijkt dat ik er moeite mee heb.

All hands on deck wil, dat is te zien, graag buiten de kaders van een moderne balletvoorstelling treden en een breed publiek aanspreken. Maar virtuositeit kan zeggingskracht ook in de weg zitten. De ruigheid, de zware machinerie, de heimwee en het harde werken; ze horen ook bij het leven op zee. Het is jammer dat de ruimte niet wordt genomen om stil te staan bij de menselijke worsteling met dat leven. Het zou de kijker de kans bieden de lichamen op de vloer te lezen, te begrijpen wát hen beweegt, meer dan alleen te constateren hoe knap het is hoe ze bewegen. Die zwaardere kanten zijn hier hooguit een snapshot te midden van duizend andere impressies. Heel even staat Van Leeuwen met Roest als een drenkeling opgetild alleen in de onmetelijke zee, het duurt even voor zoiets doordringt bij de kijker, maar dan is het alweer voorbij.

Foto: Bas Czerwinski