Weg tovereiland, weg boze heks en ook naar donder en bliksem zocht de operaganger in de Amsterdamse Stadsschouwburg vergeefs: Händels toveropera Alcina werd door regisseur Pierre Audi tot op het bot gefileerd en opnieuw geconstrueerd. En het resultaat mag er wezen!

In 2000 maakte Audi voor het historische operatheater in Drottningholm in Zweden een enscenering van Händels heroïsche opera Tamerlano. In 2003 volgde Händels Alcina. In 2005 werd het tweeluik in de Amsterdamse Stadsschouwburg al eens uitgevoerd en dat werd deze week nog eens overgedaan. En terecht, want beide opera’s zijn het bezien en beluisteren waard en de rustieke zaal van de Stadsschouwburg is, ondanks de akoestische problemen, de perfecte ambiance voor een opera van Händel.

Audi’s Alcina eindigt in het decor van Tamerlano. Het is een gouden vondst. Slechts in de eerste akte krijgt de kijker een sprookjesachtig bostafereel te zien. Die romantiek wordt naarmate de opera vordert steeds verder weggesneden. De tweede akte speelt zich af in een nagenoeg leeg decor en in de derde akte is alle romantiek verdwenen en bevinden de personages zich achter de coulissen van een theater. De boodschap is duidelijk: tovereilanden bestaan niet, het theater zelf is de plek waar illusies gecreëerd worden. Het is bijna Händel à la Bertold Brecht.

Maar het werkt wel. Net als in Tamerlano is Audi er met Alcina in geslaagd om een zeventiende eeuwse sprookjesopera te moderniseren met respect voor de traditie. Net als Tamerlano getuigt deze Alcina van een waanzinnige sterke personenregie waardoor alle aandacht op de emotionele interactie tussen de personages komt te liggen. En net als in Tamerlano staat er een keur aan topsolisten op het podium en zorgen de musici van het gespecialiseerde ensemble Les Talents Lyriques onder leiding van Christophe Rousset voor een opvallend dynamische aanpak van Händels partituur. Er werd fel en op het scherpst van de snede gespeeld.

Les Talents Lyriques is een ensemble met grote naamsbekendheid, maar met veel jonge musici die als de partituur daar om vraagt spelen alsof de duivel hen op de hielen zat. Voeg daarbij de uitstekende vocale bezetting en je hebt een Händel om nooit meer te vergeten. Het publiek hing aan de lippen van sopraan Sandrine Piau die zich op ongeëvenaarde wijze ontfermde over de aria Ah Mio Cor. En of het nu Maite Beaumont (Ruggiero) of Angelique Noldus (Bradamante) betrof: geen zanger struikelde over de overdaad aan hemelse en helse colloraturen van Händel. Met deze zangers en dit orkest mag De Nationale Opera dit tweeluik elk jaar herhalen.

Foto: Bernd Uhlig