De roadmovie is een favoriete theatervorm op De Parade: zo’n tocht is een lekker bedje voor dialogen, avonturen, afslagen en muziek. Ook PIPS:lab doet er graag aan mee. Don Duijns heeft een tekst in elkaar geknutseld en daar gaat ie weer. Handen aan het stuur, voet op het gaspedaal, asbakje open. Naar het zuiden, de dood tegemoet.

Goeie muziek, bij PIPS:lab. Nodig ook, want geen roadmovie zonder loud music in cars. Daan van West en Remmert Velthuis, twee multi-instrumentalisten, spelen wendbaar en alert de soundtrack voor een excentriek gezelschap.

Effectenhandelaar Robbert is met dubieuze financiële producten miljarden kwijtgeraakt en vervolgens ook zijn gezin. Alleen de sleutel van het vakantiehuisje van zijn ex, waar hij zich wil ophangen, heeft hij nog, en die van zijn auto. Helaas houdt die er in Breda al mee op. Gelukkig heeft Robbert daar nog een oude vriend, Otto. Met hem heeft hij decennia lang geen contact gehad, maar hij vindt hem meteen (Otto zit inmiddels terminaal in een rolstoel) en haalt hem ook nog over om zijn auto ter beschikking te stellen en mee te rijden naar Frankrijk. En dat terwijl Robbert een überkapitalistische rat is en Otto een voorvechter van de circulaire economie waarin bezit gemeenschappelijk is georganiseerd. Als die auto ook weer strandt, vinden ze op de Aire d’Assevillers Julie, die op haar beurt bereid is de vlucht naar het zuiden te faciliteren. Zij wil naar Rocamadour, naar de Zwarte Madonna. Dat komt goed uit, want die kan de voorstelling weer beëindigen met een wonder.

U voelt het misschien: Aire d’Assevillers is niet echt een parel aan de kroon van de Nederlandse toneelschrijfkunst. Dat hoeft ook niet: De Parade staat voor theater met een korrel zout. Dat neemt intussen niet weg dat ook amusement beter wordt naarmate je het serieuzer neemt. Nu is het verhaal ongeloofwaardig, wordt het traag verteld en missen veel grappig bedoelde uitweidingen hun doel. De voorstelling wordt ons verkocht als ‘moralistische zedenpreek’ en als ‘een hedendaagse versie van Elckerlijck’. Ja, dàg.

Maar een beetje theatermaker weet dat je van een slecht stuk nog best een acceptabele voorstelling kunt maken. Dat is PIPS:lab met eindregisseur Dick Hauser ongeveer gelukt. Hoewel de geluidsinstallatie te vaak op de stand overschreeuwen staat, komt ook de grote inzet in het spel van de acteurs (Thijs de Wit, Andreas Scharfenberg, Lucia Kiel en Yorick Heerkens) over. Daarbij komt de uitstekende inzet van beeld – technisch heeft de groep altijd veel te bieden – en de al genoemde prima muziek. En, zoals altijd op De Parade, is ook de lengte van de voorstelling een troef: deze poging was aardig, over een kwartier begint misschien een betere.

Foto: Szilvi Toth