Met haar enscenering van Verdi’s Aida in een grote tent in de Zuid-Friese weilanden is regisseur Corina van Eijk zoals altijd origineel, verrassend, krachtig en inhoudelijk interessant. Zij haalt de opera uit 1871, die in het oude Egypte speelt, naar het nu, om precies te zijn naar het hedendaagse Midden-Oosten, met zijn oorlogen, onderdrukking en verwoesting. De liefdesrelaties en problemen zijn voor haar niet het belangrijkste, het gaat haar om wie ze gebruikt om de macht te grijpen. En dat is volgens haar de – verder onbenoemd gelaten – kaste van priesters.

Dit keer wordt er voor het decor geen gebruik gemaakt van het bestaande uitzicht op de weilanden, een weg, een vaart. Er komt niet een eenzame auto aanrijden, er staan geen koeien of schapen in beeld. Het decor bestaat uit een aantal grote schotten, waarop levensechte, maar geconstrueerde beelden worden geprojecteerd van muren van kapotgebombardeerde en -geschoten paleizen. Van steden die veranderd zijn in oorlogsgebieden. Van desolate, hokkige kamers en kelders.

De geprojecteerde deuren kunnen soms open en dan komen de echte zangers er doorheen. Op andere momenten lopen ze langs voor geprojecteerde ramen. Met een klik op een afstandsbediening worden televisiebeelden opgeroepen, journaalbeelden met steeds dezelfde glimlachende presentatoren. Soms treden de hoofdpersonen zelf op in die beelden, er worden romances gesuggereerd en ze worden staande op een balkon toejuicht of uitgejouwd door een onordelijke menigte. De projecties maken razendsnelle scènewisselingen mogelijk. Het spel tussen verschillende soorten beelden is vindingrijk en verrassend, de beelden zijn mooi in al hun vervallen glorie (als art director staat vermeld: Jolanda Lanslots).

Ook muzikaal is het een prima voorstelling. Tjalling Wijnstra dirigeert de Filharmonie Noord met veel nuance en gevoel. Het orkest is niet bijzonder groot en dat komt de klank alleen maar ten goede. De beroemde triomfmars heb ik nog nooit zo subtiel horen spelen. Ook de vele koren (priesters, priesteressen, soldaten, volk, gevangenen) zijn betrekkelijk klein, met zes of zeven mensen. Het komt de intimiteit ten goede en als de koren tegen elkaar in zingen vinden er ware gezongen oorlogen tussen hen plaats.

Tegen deze achtergronden zien wij het liefdesverhaal van de Egyptische legerbevelhebber Radames (een vriendelijke tenor Tao Tong, verscheurd tussen twee vrouwen en de politiek) en de door de Egyptenaren ontvoerde Ethiopische slavin Aida (een heel mooie sopraan Maribeth Diggle). Toch wordt de show gestolen door mezzosopraan Eva Kroon, die als de prinses Amneris al haar verleidingskunsten inzet om Radames voor zich te winnen, tevergeefs. Haar verhouding met de slavin Aida is heel dubbelzinnig lief en bazig. Onnavolgbaar is het als Amneris keer op keer de televisiebeelden terugspoelt waarin zij vanaf haar balkon de menigte onder zich bekogelt (mevrouw Ceausescu neemt wraak…).

Als haar vader is bas Peter Michailov een aandoenlijke koning, die het beste met iedereen voor heeft om uiteindelijk uit beeld te worden geduwd. Bariton Marcel van Dieren is zijn krachtige tegenpool: de vijandige koning en vader van Aida die haar en Radames in het verderf stort door van haar te eisen dat zij de bevelhebber tot verraad aanzet. Dat gebeurt hier nu eens niet aan de lieflijke oever van de Nijl met palmen en kamelen, maar in een rosse buurt waar de hoofdpersonen in een peeskamertje hebben afgesproken. Ook de opperpriester Ramfis (een vrij jonge, mooi zingende en sinistere bas Sinan Vural) verschijnt daar omdat hij een stiekeme ontmoeting heeft met een hoerenjongen, en hij kan ze daardoor betrappen bij het al dan niet vermeende verraad.

De keuze geen ondertitels of boventitels te gebruiken, maakt dat je de handeling soms niet al te precies kan begrijpen (er is wel een tekstboekje): maar de verscheurdheid van de hoofdpersonen is altijd goed zichtbaar. Corina van Eijk weet in haar beelden zwakke punten in het libretto vaak een logische invulling te geven.

In de loop van de opera wordt de rol van de priesters, vrouwen en mannen, steeds belangrijker. Ze hebben lange pijen aan met kappen, waardoor ze niet direct tot één bepaalde godsdienst terug te brengen zijn. Je zou ze ook als leden van een exotische Ku Klux Klan kunnen zien. De koningen zijn uitgeschakeld, het leger ondergeschikt gemaakt, de geliefden opgesloten, het volk is geheel en al buiten beeld. Alleen de priesters heersen in zo grote getale dat het enigszins lachwekkend wordt, als het niet zo bedreigend zou zijn.

Opperpriester Ramfis blijkt aan het einde een machtswellustige politicus die ook prinses Amneris niet meer nodig heeft en in de kerker werpt. Eva Kroon is ontroerend als zij zich (werkelijk of in gedachte) bij de stervende geliefden voegt. Haar laatste woorden zijn een gestameld: Pace, pace, pace. Bij Verdi gaat het daarbij om de eeuwige rust, hier is het een werkelijke roep om vrede. Corina van Eijk heeft de opera nieuwe betekenissen gegeven, en laat zien hoe oorlog het mogelijk maakt dat duistere machten de leiding overnemen. Verdi zou het daar beslist niet mee oneens zijn.

Foto: Dinand van der Wal