In haar bewerking van Agatha van Marguerite Duras weet Liliane Brakema het drama niet tot leven te wekken – daarvoor blijft de tekst te formeel en het spel te afgemeten.

In een ietwat desolate omgeving – het lijkt een strand, een vierkant van nat zand omheind door grote pilaren van vochtig cement – dartelen een man (Ali Ben Horsting) en een vrouw (Wendell Jaspers) achter elkaar aan. Het is een spel van aantrekken en afstoten, een blik terug op de onbezorgde liefde die ze ooit voor elkaar hebben gevoeld. Maar – het is voorbij. De eerste zinnen die de minnaars met elkaar delen gaan over de onvermijdelijkheid van hun afscheid.

Het contrast dat regisseur Liliane Brakema zo opzoekt komt op de première nog niet helemaal uit de verf. De lol die de spelers met elkaar hebben voelt geforceerd, waardoor we niet gaan geloven in de onweerstaanbare aantrekkingskracht die er blijkbaar tussen hun personages aanwezig is. Het helpt niet dat de spelregie de acteurs nogal op henzelf terugwerpt: lange passages van herinneringen laat Brakema gepaard gaan met fysieke introspectie, waarbij de spelers vaak de ogen gesloten hebben terwijl ze over het verleden mijmeren. Zo ontstaat er noch een connectie met het publiek, noch met de tegenspeler.

Het stuk waarmee Brakema en haar team aan de slag zijn gegaan is sowieso nogal taai. De tekst van Marguerite Duras blijft (althans in de Nederlandse vertaling uit 1984, waar niet minder dan vier vertalers aan hebben meegewerkt) formeel en literair, en biedt sowieso weinig ontwikkeling en veel herhaling. Later in de tekst blijkt de manier waarop de personages elkaar toespreken deel van een spel te zijn, maar met die informatie heeft Brakema in haar regie weinig gedaan – een meer uitvergrote speelstijl had de gekunstelde wereld die de personages hebben gebouwd misschien beter uit de verf kunnen laten komen.

Zoals ook in haar vorige regies onderbreekt Brakema de dialogen met choreografieën van fysiek spel, waarmee de innerlijke zielenroerselen van de personages worden uitgediept. In Agatha zijn ook die passages echter weinig fantasierijk – veelal zijn het voor de hand liggende variaties op het thema van vasthouden en loslaten, weggaan en weer terugkomen. Bovendien vloeien de tekst- en bewegingsscènes in de montage te weinig in elkaar over – het blijven aparte eilandjes van betekenis.

Tel daar nog bij op dat de muziek die Helge Slikker voor het stuk componeerde ook veel te illustratief werkt, te gemakkelijk een afslag naar melancholie, vrolijkheid of suspense zoekt en nergens een gevoel of gedachte weet op te roepen die de voorstelling verrijkt of verdiept, en je hebt een voorstelling die op alle niveaus lijdt aan een gebrek aan verbeeldingsvermogen, waardoor het centrale liefdesdrama geen moment tot leven komt.

Foto: Eva Roefs