Je zou er over kunnen discussiëren of het werk dat de ‘VideoMachas’ Helle Lyshøj en Susanna Brenner en lichtontwerper Minna Tiikkainen op Julidans presenteren, installaties zijn of choreografieën. In de salon beneden en boven in de Koninklijke Foyer van de Stadsschouwburg in Amsterdam genereren ze met schermen, lampen, beamers, koptelefoons en boxen een even concrete als abstracte ervaring van ruimte en tijd.

De ondertitel van Afterimage I, II & III luidt a choreography for light, waarmee gedoeld wordt op theater- én videolicht, projecties én reflecties en andere effecten, die in twee loops van respectievelijk vier en twintig minuten worden getoond. Afterimage I & II waren al eens in een andere opzet te zien in Theater Kikker in Utrecht – in een programma rond choreograaf Nicole Beutler, met wie Tiikkainen sinds jaar en dag samenwerkt. Tijdens Julidans staat het materiaal van I alleen en is bij II een deel III gevoegd. Met name die laatste installatie appelleert aan een choreografische instelling.

Afterimage I veroorzaakt met één theaterlamp en één geprojecteerd beeld een meditatieve immersie. Met een koptelefoon op laat de installatie je staren naar de effecten vanuit een brandpunt dat zwelt en smelt. Het organiseert een optisch verdwijnen en verschijnen. Afterimage II & III daarentegen gooit de toeschouwers ook buiten. Alleen al door de ritmische opstelling van de schermen, lampen en beamers ontstaat er in de Koninklijke Foyer een fragmentarisch spel met ruimte, richtingen en restbeelden. Afhankelijk van wanneer je de installatie binnenloopt, verloopt Afterimage II & III van minimalistisch en formeel naar informeel en haast nostalgisch. Maar het kan dus ook andersom, van gothic spookhuisbeelden naar de formele pracht van het ruimtelijk kruisen van theater- en videolicht.

Het tempo en het verloop van de compositie is hoog en de gelaagdheid relatief groot. Hierdoor ontstaat entertainment en suspense, ondanks de abstractie van de beelden en de bewegingen. Het publiek zit eromheen en kan door de opstelling heenkijken. In het begin levert dit zoveel fragmentarische effecten op, dat je een beetje begoocheld raakt, met pendelbewegingen van binnen naar buiten, van ruimtelijk naar grafisch, van beeldend naar fotografisch, van een aan voyeurisme appellerend donker naar overweldigende smakken licht.

Abstracte effecten en pure esthetiek, minimalistisch en sober zoals dat hoort bij de bevraging van de materialiteit van een medium, gaan over in meer theatrale gestes, waarbij ook fictieve elementen een rol spelen. Ik zie asfalt en onderwater, denk beslagen ruiten en onderaardse gangen, wat het geheel soms een unheimisch expressionisme meegeeft. De uitstekende soundscape van Susanna Brenner gaat een suggestieve relatie aan met de tempi van de licht- en beeldbronnen, wat de zinsbegoocheling nog verder drijft. Tegelijkertijd is de aanpak relatief doorzichtig. Gekruiste spiegelingen leveren ragfijne draadfiguren van licht op, die een extra dimensie geven aan de gelaagdheid van de beelden op de schermen en wat er overloopt tegen de wanden en het plafond van de foyer.

De opzet is kortom niet alleen choreografisch, maar ook redelijk theatraal. Wat uit het donker opdoemt qua beweging, ruimtelijkheid, dynamiek en textuur, laat zich in het volle licht betrappen in termen van de concrete lichamelijkheid van mensen en dingen, apparaten en gedrag.

Bij de opening noemde festivaldirecteur Anita van Dolen de werken choreografieën zonder performers. Licht en geluid hebben hun functie overgenomen. Maar in Afterimage II & III zou je de toeschouwer best als performer kunnen opvatten. De manier waarop zij opgaat in de effecten en dan weer lezend en spiedend de audiovisuele compositie tot zich neemt, rondloopt om het mechanisme te snappen en vanuit verschillende perspectieven steeds andere gewaarwordingen heeft, kortom: de manier waarop de installatie indruk op indruk stapelt, is sterk afhankelijk van het gedrag van de toeschouwer. De ruimtelijkheid van de installatie gaat in de richting van landart. Je zou Afterimage II & III ook als een abstracte disco kunnen opvatten (aan de hand van Mondriaans ‘Van alle rythmen is het rythme van den horizontalen en vertikalen stand den diepen grond’), al waagde zich blijkbaar tot nu toe niemand tussen de schermen en de lichtbakken.

Beelden en nabeelden, het platte vlak en de scherpte-diepte, structuur en fragmentatie, de materialiteit van het medium en de suggestie, pulserende ritmes en een destabiliserende dynamiek, modulatie en transformatie wisselen elkaar af of schuiven over elkaar heen. Afterimage II & III is een accumulatie van sporen en gestes, levert een drama van restbeelden en reflecties op en is een hyper-esthetische ervaring. De montage van (kalli-)grafische, fotografische, video- en lichteffecten bouwt consequent op en tegelijkertijd maakt het een gevoel los van relatieve aanwezigheid, van kantelende ruimte, dansende lijnen, in hun tegendeel vervallende vlakken en ruimtes, en een heerlijke reverb.