Spring Festival ambieert om het Nederlandse publiek te laten kennismaken met internationaal, experimenteel theater. De voorstelling Adishatz/Adieu van de Franse theatermaker Jonathan Capdevielle voldoet zeker aan die voorwaarden, maar het experimentele en internationale karakter zijn meteen ook de belangrijkste zaken die de voorstelling interessant maken.

Adishatz/Adieu, het eerste woord is Zuid-Frans dialect voor het tweede, is een vreemd allegaartje dat vooral is samengesteld uit de songteksten van Madonna en Lady Gaga, en gesprekken die zouden kunnen hebben plaatsgevonden tussen de maker en zijn familieleden. De eerste twintig minuten staat Capdevielle in een spijkerbroek en capuchontrui op het podium en zingt flarden van populaire nummers uit de jaren tachtig in zijn microfoon zonder verdere ondersteuning. Langzaam lardeert hij die met Franstalige dronkemansliederen die zaken als incest en homoseksualiteit op zeer grove wijze becommentariëren.

Als Capdevielle eindelijk, na wat een eeuwigheid lijkt, zijn positie verruilt voor een plek aan de kaptafel die tegen het achterdoek staat opgesteld, volgt een telefoongesprek dat hij met zijn vader gevoerd zou kunnen hebben. ‘Hoe gaat het?’ vraagt de vader met een nog sterker Zuid-Frans accent dan zijn zoon. ‘Goed, ik heb veel werk,’ is het antwoord. ‘Nou, werk maar niet te hard, hè?’ klinkt het dan. De zoon heeft het over werk in Parijs en vergeet Allerheiligen, terwijl zijn vader geen raakvlakken lijkt te hebben met de belevingswereld van zijn zoon.

Na zo’n tweede dialoog met enkel geluid en geen spel, ditmaal tussen Jonathan en ene Nathalie die in het ziekenhuis sondevoeding krijgt en flegma ophoest, smeekt om te mogen roken en uiteindelijk bijna in een lolly stikt, verkleedt Capdevielle zich in blonde pruik en zilveren jurk. Buiten het feit dat zijn glitter-stiletto’s zijn benen opvallend goed doen uitkomen, is zijn vertolking van een aantal Lady Gaga-nummers wat aan de magere kant.

Enigszins interessant wordt het wanneer hij in zijn eentje de verschillende rollen op zich neemt in een scène die zich afspeelt in de, overigens daadwerkelijk bestaande nachtclub Le Must. Huilende dronken meisjes, vechtende dronken jongens, en flessen Malibu die worden weggegeven in ruil voor dansprestaties op een podium geven een klein inkijkje in een willekeurige zaterdagnacht in de Franse provincie. Dit wordt mooi gecontrasteerd door de bijdrage van een heus mannenkoor dat conservatieve teksten over ‘het vaderland’ zingt en zo op de valreep de voorstelling niet geheel een one-man show laat zijn.

Wat distilleren we uit dit alles? Een commentaar over de vergankelijkheid van plattelandstradities? Een verhaal over hoezeer het Franse provinciale leven gekleurd is door Hollywoodcultuur? Een kritiek op starre sekse stereotypen? Wellicht, maar voor zulk soort interpretaties moet je behoorlijk wat eigen werk verrichten. Adishatz/Adieu ziet er vooral uit als losse flarden, een ruwe schets voor een voorstelling. De grote theaterzaal helpt daarin ook niet mee: Capdevielles mimiek gaat snel verloren en zijn dansbewegingen zien er op het grote podium wat onbeholpen uit. Capdevielles curieuze mix van popcultuur, ironische theatraliteit en verwijzingen naar lokale tradities vertoont overeenkomsten met het werk van videokunstenaars als Rory Pilgrim, dus wellicht dat zijn materiaal beter tot uitdrukking zou kunnen komen op een scherm in een galerie setting. Op het grote schouwburgpodium is hij helaas niet overtuigend genoeg.

Foto: Alain Monot