Eenmaal aan boord van het schip De Prins van Oranje blijkt dat de passagiers tijdens de voorstelling Addio alla fine van Emio Greco en Pieter C. Scholten geen behouden vaart voor de boeg hebben. Al in de proloog over heldendom, ingebracht door Jan Fabre uit zijn voorstelling Prometheus, wordt er afgerekend met beroemde psychologen uit de twintigste eeuw als Alfred Adler, Eric Erikson, Sigmund Freud en Karen Hornay en laat acteur Kurt Van den Driessche onheil doorschemeren.

Terwijl de bezoekers op de boot rondlopen, hoelahoept danseres Bertha Bermúdez in nauwsluitend glitterpak sensueel op Grace Jones’ Slave to the rhytm, zijn op verschillende plaatsen en verdiepingen kleine dansperformances te zien en tonen de grote televisieschermen beelden van dansers en dieren, zoals een witte valk of een wit konijn. Ook als de trossen los gaan en de dieselmotor van Greco en Scholtens Ark van Noach gestaag in gang wordt gezet, blijven de rolgordijnen van de ramen rondom gesloten.

Op verzoek van Greco en Scholten schreef Bo Tarenskeen een tekst waarin hij elementen uit de film E la nave va van Federico Fellini en ideeën uit Hans Boutelliers boek De improvisatiemaatschappij heeft verweven, waarmee Van den Driessche de situatie schetst waarin de passagiers zijn terechtgekomen. Een enkeling kijkt stiekem naar buiten, maar de bestemming blijft onbekend.

‘Change’, ‘Zukunft’ en ‘To be again’ staat op de briefjes die op de hekken hangen langs de weg die de opvarenden naar een verlaten loods leidt. De vormgeving van de desolate plek is betoverend: de suggestie van een loopplank boven kabbelend water of de honderden klapstoelen waar over de rugleuning blouses, vesten of overhemden zijn gedrapeerd, en waarvan je je afvraagt of een vorige groep mensen de zaal onverhoopt heeft moeten verlaten.

Ook de dans die volgt is indringend. De dieren zijn hier aanwezig in de apensprongen van Greco, terwijl in het water lichamen zich lijken te wentelen. De groep dansers sluit een voor een aan bij de solo van Greco, de verdubbeling van de bewegingen is een bekend motief in het werk van deze makers. Een ware uitputtingsslag volgt, ogenschijnlijk rauw maar zeer geraffineerd uitgevoerd en gecreëerd. Zo wordt een frase eerst op de vloer uitgevoerd en even later rechtop in een gekanteld perspectief. Greco verdwijnt van het toneel maar keert terug om zijn dansers een uitgestoken hand te reiken.

Tijdens de terugreis is het tij gekeerd en staat de cast van Addio alla fine aan het einde van de boottocht als de crew van de vroegere televisieserie Loveboat onder aan de loopplank om de bezoekers een handdruk te geven terwijl de fanfare vrolijk speelt.

Addio alla fine bevat krachtige elementen, maar helaas hapert de techniek tijdens de tocht en laat de groep van 250 bezoekers zich niet eenvoudig regisseren op het grote schip, waardoor de notie van een mogelijk einde niet echt tot leven komt. En door de veelheid aan ideeën waarlangs Greco en Scholten hun toeschouwers leiden, valt tijdens de voorstelling ook niet alles op zijn plek.

(foto: Judith Zwikker)

Lees ook het artikel ‘Greco en Scholten nemen afscheid van het einde’ in het zomernummer van TM