Na het kinder-, jeugd- en volwassenentheater schijnen we nu ook ouderentheater als een aparte categorie serieus te moeten nemen. Dit weekend vond in Maastricht het Act your age festival plaats, met als ondertitel ‘the art of growing older’ en als affichetekst: ‘Ouder worden we allemaal, maar niemand wil het zijn.’ Daarom wilde het festival ‘bestaande beelden over verouderen en ouderdom kantelen én aanvullen, met de danskunst als startpunt.’

Het lijkt niet zo voor de hand te liggen om nu juist dansen als uitgangspunt te nemen om de werking van het verouderende lichaam te laten zien, want in tegenstelling tot andere kunstenaars houden dansers het over het algemeen voor hun veertigste voor gezien. Maar juist dat gegeven maakt de dans geschikt om de verhouding tussen veroudering en kunstbeoefening te onderzoeken.

Dat zo’n onderzoek niet zonder slag of stoot gaat, werd in Maastricht niet alleen tijdens internationaal bezochte lezingen en workshops aan de orde gesteld, ook in een aantal voorstellingen riep het oudere lichaam vragen op.

Op vrijdagavond kregen de 88-jarige Alphea Pouget en de 32-jarige Koen De Preter (tijdens dit festival worden opeens achter alle namen de leeftijden gezet) veel bijval voor hun voorstelling Journey. Het was een confronterende voorstelling, zowel voor de dansers als voor de toeschouwer. De Preter wond er geen doekjes om waartoe zijn lichaam in staat is, snelheid in lopen en draaien, terwijl Pouget zeer bedachtzaam haar passen mat en met trage bewegingen haar armen en handen bewoog. Een pas de deux zat er niet echt in, wel rolden de twee dansers onhandig in elkaar gestrengeld over de vloer. Naarmate de voorstelling vorderde begon steeds nadrukkelijker een drieletterwoord zich op te dringen: nog. Kijk eens wat een 88-jarige nog kan, en hoe zorgzaam een jonge danser dat begeleidt. Gevolgd door vragen als: heeft dit zin? Kun je dit als kunst beschouwen? Welk begrippenapparaat laat je er dan op los? En moet leeftijd daarin worden verdisconteerd? Zou je, zoals je bij een jonge danser kunt opmerken wat hij al kan, bij een oudere danser moeten meewegen waartoe hij of zij nog in staat is? Eventueel onderscheiden in lichamelijke kwaliteit en uitdrukkingskracht?

Delen van antwoorden waren te vinden in twee presentaties die zaterdag werden gegeven. Truus Bronkhorst maakte met haar nieuwe voorstelling She was a visitor duidelijk dat leeftijd irrelevant is als je iets kunt laten zien dat de toeschouwer boeit. Net als bij Pouget ligt bij Bronkhorst de nadruk op het spel van de handen en de armen, een kenmerk van haar danstaal, maar zelfs als Bronkhorst aan het begin van haar voorstelling stil met haar rug naar je toe staat, worden je ogen al naar haar toe gezogen. Gaandeweg realiseer je je dat je in het geval van Bronkhorst naar een verschijning kijkt (koningin van de Amazones), en dat Pouget in Journey een verschijnsel is.

Het wegspelen van leeftijd aan de hand van artistieke kwaliteit kwam ook sterk naar voren in Blind date, een incidentele samenwerking tussen Arthur Rosenfeld en de Engelse Liz King. Met leeftijd als thema (en niet als uitgangspunt) lieten de twee dansers een aantal scènes zien waarin humor de toeschouwer voortdurend over de streep trok. Die humor is de kwaliteit van Rosenfeld (die hij bij het jeugdtheatergezelschap Maas nog te weinig heeft kunnen inbrengen) en werd door King met gelijke munt betaald. De presentatie kreeg een verrassende apotheose toen zich uit het publiek acht zangers losmaakten die ‘When I’m sixty-four’ van The Beatles ten gehore brachten.

Wat Bronkhorst, Rosenfeld en King duidelijk maakten is dat leeftijd niet hoeft te worden geproblematiseerd. Toch ziet het ernaar uit dat dat het geval is. Er was een ‘position paper’ beschikbaar met als titel ‘De maatschappelijke waarde van sociaal artistieke projecten’, waarin kunst als welzijn voor ouderen wordt gepropageerd. En er lag een flyer van Lang Leve Kunst, ‘een meerjarenprogramma dat meer aandacht vraagt voor het thema ouderen (65+) en cultuurparticipatie in Nederland’. Deelnemende fondsen, waaronder het Fonds voor Cultuurparticipatie en het VSBfonds, hebben vier miljoen euro beschikbaar gesteld om doelen te bereiken die in een convenant tussen minister Bussemaker (OCW), staatssecretaris Van Rijn (VWS) en publieke en private partijen zijn geformuleerd. Zij stellen dat ‘cultuurparticipatie een belangrijk positief effect heeft op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen’. En ook dat de drie miljoen ouderen die ons land in 2015 kent ‘veelal tijd en behoefte hebben om aan kunst en cultuur deel te nemen’.

Dat maakte dit weekend Maastricht in elk geval duidelijk: de ouderenindustrie begint ook cultureel gezien op stoom te komen.

Foto Truus Bronkhorst – She was a visitor: Leo van Velzen