Er werden dit weekend nogal wat taboes geslecht in de Nederlandse theaterzalen. Het Ro Theater behandelde misbruik in de kerk en Bellevue Lunchtheater pedofilie. Acteur en theatermaker Raymi Sambo vroeg aandacht voor de schaamtecultuur rond aids in de Antilliaanse gemeenschap. ‘Je moet de waarheid omarmen,’ roept hij in de rol van de vrijgevochten Julius.

Julius wil een uit het oog verloren studievriend graag weer opzoeken, maar loopt bij diens ouderlijk huis tegen een muur van moederliefde aan. Zijn voormalige soulmate krijgt hij niet te zien. Kelvin zou volgens diens moeder als industrieel ontwerper de wereld rondreizen, ergens in China in driedelig pak de lakens uitdelen en zelfs aan niets overleden zijn.

De voorstelling herhaalt het bezoek aan Kelvins familie in verschillende versies, die over de verdwenen vriend telkens nieuwe en vaak tegenstrijdige informatie onthullen. Totdat zijn moeder en dochter verstrikt raken in hun eigen leugens, de situatie uit de hand loopt en de woorden homo en aids wel moeten vallen. Beide blijken bij de familie zoveel schaamte op te roepen dat ze Kelvin voor de buitenwereld liever angstvallig verbergen. Op de Antillen hang je de vuile was niet buiten. Je moet succes uitstralen.

Aanvankelijk zou Jetty Mathurin de moeder spelen, maar die haakte op het laatste moment af. Lastminute vervanger Urmie Plein speelt de vrouw vooral verbitterd. Vanachter haar fornuis snauwt ze haar dochter en Julius toe, theatraal boos met haar handen in de zij. Dochter Joyce (Jaike Belfor) is een lethargische puber, op de bank hangend met een computerspelletje. Volgens een van de scenario’s was ze ooit een belofte in de atletiek, maar ook over die gefaalde carrière wordt niet openlijk gesproken.

Julius daarentegen is het cliché van een vrijgevochten kunstenaar, die voor zijn werk gerust halfnaakt en onder invloed in de verf rolt. Zijn ouders wilden vooral dat hij gelukkig werd en hebben hem altijd gesteund in zijn wilde dromen. Nu trekt hij zich nergens nog iets van aan. Hij is bot tegen Kelvins moeder en schenkt zich als visite schaamteloos zelf nog een glaasje siroop in.

Als moeder en dochter de Antilliaanse maatschappij symboliseren, dan vertegenwoordigt Julius duidelijk de Nederlandse. De acteurs maken de tegensteling groot en karikaturaal. Dat levert af en toe komische situaties op, maar houdt het indringende lot van de familie ook op veilige afstand.

Ook in de vormgeving komen die grote contrasten terug. Een knipperende lamp in de door Remco Swart ontworpen huiskamer symboliseert het thema (on)zichtbaarheid. Op de schaarse momenten dat de moeder haar kinderen wel bemoedigend toespreekt, is het licht helemaal gedoofd. Een soundscape (Davy Maengkom) met geluiden uit de tv, toilet en slaapkamer van de luidruchtige buren, benadrukt de stilte in Kelvins ouderlijk huis.

Auteur Esther Duysker verzamelde voor de acteurs een grote hoeveelheid levenswijsheden. Vooral de moeder praat in tegeltjes als ‘Wat stuk is, heeft nog steeds waarde’, ‘Naar wat mooi is, mag je niet te lang kijken’ en ‘Als je iets wilt, moet je het pakken’. Voor de duidelijkheid wordt een aantal daarvan ook nog eens nadrukkelijk herhaald.

De grappen die dit moralistische geheel moeten verlichten zijn nogal aan de flauwe kant. Als Julius zegt dat hij nog steeds aan de weg timmert, vraagt Joyce: ‘Bent u bouwvakker?’ Een deel van de humor vergt duidelijk ook kennis van de Caraïbische cultuur. Insiders in het Bijlmer Parktheater herkenden in de voorstelling een veel grotere grapdichtheid dan de rest van het publiek. Ze bleken ook geen last te hebben van de slechte verstaanbaarheid. Na afloop praatten ze nog lang na over het taboeonderwerp en een collectant van Aaneen, een stichting die onder meer op de Antillen voorlichting geeft over aids, haalde veel geld op aan de deur. Van de nadrukkelijke stijl moet je houden, maar in haar missie is deze voorstelling – mede mogelijk gemaakt door de GGD Amsterdam – voor een deel van het publiek dan toch geslaagd.

Foto: Francis Sling