De slotscène is aangrijpend en behoeft geen woorden: de meisjes van de revue vullen het speelvlak met koffers. Symbool voor de bijna 1300 patiënten, waaronder veel kinderen, en 52 personeelsleden die in de nacht van 21 op 22 januari 1943 vanuit de Joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch werden gedeporteerd naar Auschwitz. Niemand overleeft. Het is het onderwerp van Aan de vooravond, het autobiografisch toneelstuk van Eli Asser dat voor het eerst in Apeldoorn is te zien.

Eli Asser (1922 – 2019) is bij het grote publiek vooral bekend van zijn werk met Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink en ’t Schaep met de 5 pooten, maar schreef op latere leeftijd meer over zijn Joodse achtergrond, wat onder andere resulteerde in de documentaire Het laatste glas melk (1995) en deze toneeltekst. In Aan de vooravond beschrijft hij het dilemma waarvoor het personeel van Het Apeldoornsche Bosch geplaatst werd: meegaan of vluchten? Asser werkte op dat moment in de inrichting, in de overtuiging dat hij en de patiënten veilig waren. Immers, nog op 17 januari 1943 werden tien nieuwe patiënten uit kamp Westerbork overgebracht naar Apeldoorn en van Duitse zijde werd medegedeeld dat de instelling met rust gelaten zou worden.

Deze belofte bleek een loze en tekende Asser en zijn vriendin Eefje Croiset, met wie hij na de oorlog trouwde, voor het leven: ‘Het was een verschrikkelijk moeilijke beslissing, waar we eigenlijk nooit meer los van zijn gekomen. We kozen destijds voor het leven. Van het bestaan van de gaskamers wisten we toen nog niet, maar er was genoeg uitgelekt over de verschrikkingen van de Duitse kampen. Aan de andere kant hebben we de patiënten aan hun lot overgelaten.’

In Aan de vooravond speelt een van die patiënten de hoofdrol: Aaron Waterman, het ene moment volkomen helder, het andere moment pratend met de doden, het ene moment liefdevol, het andere moment cynisch en kil. Een rol die Bas Keijzer op het lijf is geschreven, niet in de laatste plaats omdat hij de galgenhumor die in Assers tekst volop aanwezig is gretig uitvergroot. In zijn wanen denkt Aaron een roemrucht verleden als acteur en revuester te hebben, tijdens de voorstelling nadrukkelijk ten tonele gebracht. De innerlijke strijd van beide ‘leerling-krankzinnigenverplegers’ Matthieu en Barend wordt invoelbaar gespeeld door Lester van Olffen en Peter Boven, net zoals Emma Remmelts (Judith) en Jessica Zeylmaker (Rosa) hun keuzes overtuigend over het voetlicht brengen.

Een bijzondere rol is in het regieconcept van Jori Hermsen weggelegd voor Marjolein den Boer. Zij leidt als kleindochter van Asser niet alleen de voorstelling in, maar is ook vrijwel constant als toeschouwer zonder tekst aanwezig bij de handeling. Zij verbeeldt het belang van dit verhaal voor de nieuwe generatie. Want ronduit pijnlijk is dat het lot van patiënten en verplegend personeel lange tijd is vergeten, pas in 1989 werd in het Historisch Museum Marialust voor het eerst een tentoonstelling gewijd aan Het Apeldoornsche Bosch. Den Boer besluit dan ook de voorstelling, ditmaal zonder woorden, door zwijgend richting het publiek te lopen: dit is een verhaal dat niet vergeten mag worden.

Een verhaal dat altijd actueel is, want in tegenstelling tot vele voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog staan in Aan de vooravond niet heldhaftige keuzes of bewonderingswaardige acties van verzet centraal, maar het morele dilemma: op welk moment kies je voor lijfsbehoud in de wetenschap dat de ander zo lang mogelijk bijstaan voert tot een zekere dood?

Foto: Angela Stouten