Hoe lang zal het duren / de clash der culturen / de banjer met de buren?’, zo steekt Saman Amini al rappend van wal. Voor Oerol creëerde hij samen met drie vroegere kompanen van Toneelacademie Maastricht A seat at the table, over de stoel aan de tafel die voor mensen met een andere afkomst of huidskleur nog te vaak ontbreekt.

Saman Amini kent u misschien uit de hitvoorstelling Nobody Home van Daria Bukvic (waarin hij zijn vluchtverhaal uit Iran reconstrueert). Of misschien zag u hem recent nog aan het werk als slammend Schilderswijk-schoffie in The Nation-cyclus van Het Nationale Theater. Bij Likeminds maakt hij nu een eigen voorstelling over racisme en discriminatie – niet toevallig onder dezelfde titel als Solanges majestueuze muziekalbum uit 2016 over black power.

Saman Amini, Yannick Jozefzoon, Werner Kolf en Ward Kerremans strooien in het begin met pijnlijke voorbeelden, vaak gegrepen uit hun eigen jeugd. De zwemdocent die denkt dat alle zwarte zwemmers naar de bodem zinken, de lerares die Marokkaanse namen consequent fout uitspreekt, callcenters die aan hun personeel vragen om hun exotische namen te veranderen in pakweg Pim of Korneel, goedbedoelde aaitjes over de bol die onbedoeld denigrerend overkomen. De anekdotes zijn afwisselend grappig en schockerend, soms klinken ze bekend in de oren en dan weer verrassen ze.

Maar ze roepen ook enige scepsis op bij mij als kijker: A seat at the table gaat toch niet zo’n moralistische of zelfs therapeutische voorstelling worden waarbij de vier spelers zich in hun slachtofferrol wentelen en het blanke Oerol-publiek met het vingertje terechtwijzen? Al gauw borrelt er nog meer onbegrip op: hebben de makers nu echt een blackbox proberen nabouwen met doeken onder café De Branding op het Noordzeestrand, terwijl het concept van Oerol net is dat je met de natuur op Terschelling aan de slag gaat?

Gelukkig wordt mijn dubbel vooroordeel gaandeweg gecounterd (net zoals de makers met dit stuk zelf de vooroordelen van het publiek over mensen met een kleur willen tackelen, een onbedoelde parallel dus). Dé sleutelscène waarin de spanning en het drama toeneemt, is die waarin ze uitgebreid de anekdote naspelen van Humberto Tan, die niet reageert wanneer Jack Spijkerman hem in een talkshow ‘Je bent niet alleen donker, maar ook nog dom’ toeslingert. Voor mij als Vlaming een onbekend voorbeeld, maar in Nederland toch goed voor een kleine rel eind 2013. Behoorlijk scherp verwijten de acteurs dat Tan een ‘bounty’ is (zwart van buiten, blank van binnen) en dat hij, een van de weinige bekende zwarte tv-presentatoren, de kans liet liggen om in primetime Spijkerman van antwoord te dienen en zo duidelijk te maken dat racisme nooit geestig kan zijn.

De zogenaamd zo progressieve kunst- en entertainmentsector gaat dus niet vrijuit, vertellen ze. Bitter klinkt het dat acteurs met een kleurtje bijna uitsluitend voor twee soorten doelen gevraagd worden. Ofwel om een stereotype rol te spelen (de boef, de arme, de terrorist) ofwel om het diversiteitsplaatje Benneton-gewijs mooi in te kleuren. Maar een gelaagde, genuanceerde of hooggeprofileerde rol: ho maar! Zelfs zij hebben nu subsidiegeld gekregen om een voorstelling te maken over hun zwart zijn. Zouden ze die centen ook krijgen als ze een stuk willen maken zonder nadrukkelijke link naar hun huidskleur?

De acteurs spelen uitstekend en met veel humor. Ze vullen elkaars verhalen aan, buitelen over elkaar heen en geven de anderen plaagstootjes. Saman Amini zorgt voor muzikale intermezzi, Yannick Jozefzoon toont dat hij een meester is in verschillende accenten en Ward Kerremans, de enige blanke (en enige Vlaming) uit de cast, speelt vaak sparringpartner. Maar het is toch vooral Werner Kolf die in zijn emotionele slotmonoloog stevig uithaalt: hij verwoordt zijn angst om een kind op deze wereld te zetten, want hij wil niet dat zijn zoon of dochter met een achterstand aan de startmeet van het leven moet beginnen. Heftig.

Op dat moment zijn de zijdoeken al bruusk losgerukt, waardoor er een verblindend wit licht binnenvalt en de buitenwereld zich in al haar openheid toont (ik zag de voorstelling overdag, ze speelt ook ’s avonds wanneer het al bijna donker is). Jozefzoon en Kolf lopen vervolgens het strand op en blijven in de verte staan, turend naar de vloedlijn. Een knap en poëtisch beeld, dat subtiel toont hoe we moeten durven losbreken uit onze eigen cocons.

Er valt heus wel wat aan te merken op A seat at the table: soms wordt het allemaal nogal expliciet en niet alle scènes stijgen van persoonlijke frustratie uit tot een universeel verhaal. Maar de grootste verdienste is dat de acteurs vol assertief zelfbewustzijn de vinger op de wonde durven leggen en dat deze voorstelling veel stof tot nadenken bieden. Ik hoop dat deze vier angry young black men snel onbelemmerd en onbekommerd kunnen doen waar ze goed in zijn: acteren en theater maken. Zonder dat hun huidskleur hierin een rol hoeft te spelen.

Foto: Rene den Engelsman

Lees ook onze bespreking van de tekst van Saman Amini en Nima Mohaghegh in ons dossier DeClaus Theatertekstkritiek.