Voor de Flamenco Biënnale maakte de Indiaas-Nederlandse Kalpana Raghuraman een nieuwe choreografie voor drie dansers waaronder flamencodanseres Sara Cano. Voorafgaand aan Raghuramans trio Rebel’s Cross danst Cano haar eigen solo in het dubbelprogramma.

Geïnspireerd door de Japanse Butoh-legende Kazuo Ohno maakt Sara Cano in A Palo Seco een innerlijke reis. De sterke verwantschap met Indiase dans en flamenco is meteen zichtbaar in de gracieuze en soepele handgebaren die ze maakt in het begin als ze op haar knieën zit. Later trekt ze de roodbevlekte, geroesde rok van haar flamencojurk uit en gaandeweg de voorstelling worden meer laagjes van haar kostuum afgepeld om te transformeren naar een andere staat.

Diepe emoties, dramatische maar soms ook luchtigere gevoelens voeden haar dans, die evolueert met de verschillende stadia. Na een pijnlijk afscheid, waarbij zanger Alberto Funés voor de tweede keer het toneel is opgekomen, krabbelt de flamencodanseres later vanuit een diep dal weer op om naar het licht te dansen. In het laatste deel vindt ze haar vrijheid in de moderne dans en wordt haar speelruimte vergroot, al lijken hier ook restricties te gelden die haar bereik weer beperken. Cano is een veelzijdige danseres, ze schakelt snel tussen stijlen en voert haar beweging vloeiend en krachtig uit. Ook als je niet bekend bent met de verschillende dansculturen waaruit zij put is haar verhaal goed volgbaar. De dramatisch geladen solo duurt een uur, dat is wat lang, maar haar bezieling is voldoende om een uur geboeid te blijven.

Na de pauze voegen Sooraj Subramaniam en Kamala Devam, beiden geschoold in de klassieke Indiase dans, zich bij Cano op het toneel tijdens Rebel’s Cross van Kalpana Raghuraman. Ook in deze choreografie komen verschillende stijlen als bharatanatyam, kathak en flamenco samen. Er zijn bijna dierlijke bewegingen en er hangt een speelse energie in de lucht. Zoals wanneer Devam in een bruggetje rondloopt en nieuwsgierig wordt gadegeslagen door de anderen. De wereld ondersteboven bekijken, het lijkt een aantrekkelijk perspectief dat Subramaniam ook meteen uitprobeert.

De onderlinge interesse en aantrekkingskracht is groot en het drietal tast de onderlinge verhoudingen in verschillende varianten af, met alle gevolgen van dien. Gaandeweg krijgt de choreografie een minder anekdotisch karakter en aan het einde speelt structuur een sterkere rol. Tijdens Rebel’s Cross klinkt muziek van Jaap van Keulen met de stem van de klassieke Indiase zangeres Ambika Jois en er zijn soepele ritmes te horen. Rebel’s Cross heeft een heldere dramaturgische lijn waarbij wordt gespeeld met verschillen en aanknopingspunten. De twee choreografieën zijn zeer verschillend van esthetiek, tegelijkertijd hebben ze genoeg verwantschap om een afwisselend programma te vormen.

Foto Rebel’s Cross: Marjon Broeks