Kaler kan een toneelbeeld niet zijn. Een lege speelvloer, met alleen een piano en een fles water. Op die vloer staat vóór de pauze Lien Wildemeersch. In haar eentje. In een hemdje en een lange broek, op blote voeten, zonder make-up. Na de pauze staat Benjamin Cools op haar plaats. Ook blootsvoets, in T-shirt en pantalon. De acteurs spelen Sarah Kane’s solo 4.48 Psychosis. We zien hetzelfde harde en wanhopige stuk twee keer achter elkaar. Beide keren akelig, beide keren fascinerend.

Gekte is voor ‘normale’ mensen moeilijk te verkroppen. Mensen met een steekje los sturen we naar dokters en psychiaters. Die schrijven ze pillen voor, laten ze opnemen. Het helpt allemaal geen ene moer, is de boodschap van de Britse toneelschrijfster Sarah Kane (1971-1999). De ellende aan mensen met ernstige psychische problemen is niet zozeer dat ze onaangepast zijn of niet benaderbaar, ze zitten vooral opgesloten in hun eigen leven. In hun eigen lichaam, hun eigen brein. Daar lijden ze aan en onder. En uiteindelijk kan niemand daar iets aan veranderen.

Daarover gaat ook het Frascati Issue Staat van Waanzin. Het Amsterdamse theater komt in vier dagen tijd met negen voorstellingen en evenementen die samenhangen met geestesziekten. 4.48 Psychosis van NTGent in de regie van Jan Steen is daar één van. Dit is tegelijkertijd de Nederlandse première van deze voorstelling.

Sarah Kane leed zelf aan depressies en psychoses. Ze schreef aangrijpende stukken waarin de waanzin doorgaans een belangrijk thema was. 4.48 Psychosis is haar zwanenzang. Verleidelijk is er een theatraal testament in te zien en het personage te interpreteren als een directe afspiegeling van de schrijfster. Maar dat is te makkelijk. Kane was een begenadigd en getalenteerd auteur, de voortrazende monologue interieur die 4.48 Psychosis is, past in de traditie van Angelsaksische voorgangers als James Joyce en Samuel Beckett. Was ze niet definitief doorgedraaid, dan had Kane verder kunnen schrijven aan een interessant oeuvre.

En het personage op het podium is evenmin Kane zelf: eerder schetst ze het portret van mensen die gedreven door hun eigen demonen onmogelijk een normaal leven kunnen leiden. Dat dat opgaat voor allerlei vormen van geestesziekten, blijkt uit dit tweeluik van NTGent. De Vlaamse groep speelt de oorspronkelijke tekst, in het Engels dus. De 4.48 uit de titel staat voor het tijdstip midden in de nacht waarop het personage zich heeft voorgenomen er een einde aan te maken.

NTGent speelt het stuk dus in een vrouwelijke en in een mannelijke versie. Lien Wildemeersch zet het personage neer als iemand die wordt geteisterd door psychoses. Glimlachend vertelt ze over desperate momenten, maar ook over het wanhopige gevoel ondanks alles te willen leven: ‘I don’t want to die!’ Ze schiet heen en weer van heftigheid naar kalmte, van schudden en krijsen en zichzelf slaan, naar zichzelf troostend omarmen. Ze brengt een moment van rust door piano te spelen. De teksten die ze haar psycholoog in de mond legt, zijn doordesemt met de platitudes die een suïcidale mens niet helpen, zoals dat de patiënt niet echt dood wil, maar alleen roept om hulp.

Benjamin Cools zet op zijn beurt een manisch depressieve figuur neer. De manische, luide momenten danst hij letterlijk, met zijn lichaam en met een soort gebarentaal met zijn handen, waarmee hij zijn staccato geschreeuwde teksten ondersteunt. De depressieve, rustige momenten zijn die waarin hij de verloren strijd aanbindt met hulpverleners en pillendraaiers.

Jammer is dat Cools het lange laatste stuk van zijn monoloog steeds zachter gaat praten. Daardoor gaat een sterke voorstelling uit als een nachtkaars, terwijl de rest klinkt als een klap op een stuk ijzer.

Foto: Jan Steen