Een spannend verhaal uit de vaderlandse geschiedenis: de groeiende vijandschap tussen Maurits en Johan van Oldenbarnevelt tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog die de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden moest voeren om vrij te komen van Spanje en een echte staat te worden. We zien in deze voorstelling van Aluin het middendeel van een drieluik: vijf mensen in een eenvoudig decor spelen met verve twintig rollen, maar ze staan vooral te praten, zij het in door Erik Snel mooi geschreven Shakespeareaanse blanke verzen.

Het eerste deel van het drieluik ‘De Vaderlandse Oorlog’ moet levendiger zijn geweest. Er vond toen een heuse veldslag plaats, de Slag bij Nieuwpoort in 1600. Ook werd in dit stuk getoond hoe een mislukte belegering door de geschiedschrijving tot een legendarische overwinning werd omgetoverd. Dat is hier het werk van een fictieve dichter, Gerard Both (Klaas Postmus), die door Erik Snel losjes op P.C. Hooft is geïnspireerd.

Aan het einde van deel twee van het drieluik, 1609 Staakt het vuren, dat nu door Aluin in Utrecht wordt gespeeld, vertoont Gerard Both dat kunstje nog eens. Maurits houdt een door hem geschreven zeer overtuigende toespraak tot het volk, die enigszins doet denken aan de rede van Antonius bij het lijk van Julius Caesar in het stuk van Shakespeare. Het is een pleidooi voor eenheid van het land en een slim betoog tegen Van Oldenbarnevelt die tot scheurmaker wordt bestempeld, met zijn strijd van de ‘rekkelijken’ tegen de ‘preciezen’. Het is ook een indrukwekkend toneelbeeld. Van Oldenbarnevelt (Boris van Bommel) zit vooraan op het toneel, alleen. Maurits (Jilles Flinterman) staat tussen zijn getrouwen op een klein podium. Door een geraffineerde belichting (Claus den Hartog) lijkt Maurits een twintigste-eeuwse dictator, een dreigende figuur ondanks z’n mooie woorden.

Maurits is van een ‘jonge veldheer’ die steun en adviezen van Van Oldenbarnevelt nodig heeft De Prins geworden, niet alleen omdat hij die titel erft als zijn halfbroer Philips Willem sterft, maar omdat hij ouder geworden is, zelfverzekerder, harder. Je ziet het al: in het volgende deel zal de afrekening plaatsvinden waarbij de oude raadspensionaris zijn hoofd verliest op het schavot.

Erik Snel heeft na klassieke en Bijbelse thema’s nu de Nederlandse geschiedenis gekozen waar we tegenwoordig maar zo weinig van weten en zoveel op pochen. Hij laat zien dat er ook aan de overwinningen schaduwkanten zitten, waardoor het helemaal geen overwinningen zijn. Dit tweede deel speelt tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), tijdens een tijdelijke, breekbare vrede. Maar dat is het probleem niet. De kwestie is dat het verhaal louter met woorden moet worden verteld. Ik heb veel gehoord dat ik nog niet wist over de beide hoofdpersonen. Maurits heeft een katholiek vriendinnetje en gaat geregeld naar de hoeren. Van Oldenbarnevelt krijgt steekpenningen uit Frankrijk. De moeder van Maurits, Anna van Saksen, komt ’s nachts spoken en neemt zo nodig zijn vader Willem de Zwijger mee. Een vader als spook, die de zoon een opdracht geeft: ook zo’n Shakespeariaanse beeld.

De tekst van Snel is vaak heel mooi, de regie van Victorine Plante efficiënt en zonder poespas, het decor van Marcel Dolman uiterst eenvoudig. Het spel van de vijf acteurs – behalve de al genoemden ook Hiske Eriks en Stacyian Jackson – is prima. Ze zijn door Anouk van Schie heel sober gekleed: hedendaagse kleren met een enkel zeventiende-eeuws accent, een plooikraag of een hoed.

Toch heb ik me afgevraagd of er niet wat van al die anekdotiek zou kunnen worden geschrapt. Het verhaal is eigenlijk al verteld met dit tweede deel. Misschien zou de executie van Van Oldenbarnevelt er als slot direct achteraan kunnen komen. Het zou spannender theater opleveren, denk ik.