Nu theaters na twee onrustige coronajaren de deuren weer hebben geopend, kunnen we voorzichtig vooruitkijken. Dat doen we in deze rubriek met uiteenlopende theaterwerkers voor en achter de schermen. Vandaag: Fabian Pikula, programmeur van Chassé Theater in Breda. Wat is zijn grootste zorg als schouwburgprogrammeur, en welk inzicht heeft de coronaperiode hem opgeleverd?

Zorg: ‘Is er nog genoeg nieuwe aanwas van grotere commerciële theaterproducties?’
‘Ik ben vooral bang voor onderaanbod voor onze grote zaal. Ik voorzie dat vrije producenten minder snel durven om grotere producties te maken. Er worden minder commerciële publiekstrekkers en musicals gemaakt. In een normaal seizoen hebben we zo rond de vijf van dat soort producties die een aantal dagen of weken op rij bij ons te zien zijn, aankomend seizoen zijn dat er twee.

‘Het is een wisselwerking: theaters zijn door corona ook kritischer geworden, ze betalen misschien niet meer de garanties die ze eerder wel gaven. Daarom is het belangrijk dat er goed overleg komt tussen producenten en theaters en dat we onderling vertrouwen richting elkaar uitspreken. Grote publiekstrekkers hebben het draagvlak nodig van een groot aantal theaters, voordat ze gerealiseerd kunnen worden. Als dat draagvlak er niet is, verdwijnen die producties uit het aanbod. Dat is niet alleen problematisch voor ons als schouwburg – we hebben die programmering in de grote zaal nodig om overeind te blijven – maar ook voor ons publiek: je wilt niet dat die zaal alleen gebruikt wordt voor de zoveelste reprise van een eerdere succestitel of een bekende artiest. In onze kleine en middenzaal is die balans al veel meer hervonden, maar je hebt ook aanwas van grote commerciële producties nodig om het theater als instituut levend te houden.’

Hoop: ‘Door het loslaten van seizoensbrochures kun je meer publiek bereiken’
‘We waren het al langer van plan, maar sinds corona hebben we de jaarbrochure helemaal losgelaten. Voorheen maakte je in het voorjaar de jaarbrochure af van het seizoen erop, en plan je eigenlijk het hele seizoen al vol. Mede door de verplaatsingen vanwege corona, is dat veel flexibeler geworden. Daardoor zijn we door het hele jaar relevant en komen we steeds met nieuwe dingen.

‘We willen per aanbod bekijken wanneer we iets in de verkoop doen en wanneer we iets boeken. Zo blijft er ruimte vrij om voorstellingen, bijvoorbeeld van jonge makers, tijdens het seizoen nog bij te boeken. Ook kunnen we meer zelf het tempo bepalen waarop we iets uitzetten richting welk publiek. In Breda hebben we bijvoorbeeld best goed zicht op hoe mensen uit welke wijken hun kaartjes kopen. Daardoor kan het interessant zijn om een cabaretier niet meteen in onze vaste brochure neer te zetten, waardoor de vaste bezoekers al die kaarten opeten, maar dat we de voorstelling eerst online in een specifieke wijk targeten, omdat we anders denken dat zij ernaast grijpen. Dus ook in het kader van inclusiviteit is het van belang: we willen er voor de hele stad zijn, en zonder zo’n volledige jaarbrochure heb je meer mogelijkheden om daarop in te spelen.

‘Elk genre heeft een ander tempo in wanneer de kaartverkoop echt op gang komt en daar kun je zo veel meer op inspelen. Een toneelvoorstelling stond ook altijd een jaar van tevoren in ons boekje, maar de marketing start eigenlijk echt pas rond de première: waarom zou je er dan eerder al zoveel aandacht op leggen? Ook zijn er steeds meer makers die niet meer zo ver vooruit willen plannen, die het echt vervelend vinden om een jaar vooraf een tekstje en een publiciteitsbeeld af te moeten hebben, terwijl ze echt geen idee hebben waar ze het over willen hebben. Het publiek dat aan het begin van het jaar de brochure erbij pakte en kruisjes zette werd al minder, maar we nemen er ook een statement mee in. Er zullen mensen zijn die het missen. Het probleem van zo’n brochure is dat het eigenlijk al meteen verouderd is als het gedrukt is. Dat was altijd al, maar werd tijdens corona wel heel duidelijk.’

Foto: Mathijs Jorritsma