Nu theaters na twee onrustige coronajaren de deuren weer hebben geopend, kunnen we voorzichtig vooruitkijken. Dat doen we in Zorg & hoop na corona met uiteenlopende theaterwerkers voor en achter de schermen. Vandaag: Herien Wensink, theaterredacteur bij de Volkskrant.

Zorg: ‘We hebben kennelijk een andere vrijetijdsbesteding ontwikkeld, er heerst nog een gevoel van sociale onveiligheid’
‘Mijn grootste zorg is het wegblijven van het publiek. Gedurende de pandemie dachten we allemaal: als het weer mag dan gaan we meteen los. Dus na het opheffen van de maatregelen was de euforie aanvankelijk heel groot, maar kennelijk heeft het publiek toch ook een andere vrijetijdsbesteding ontwikkeld. Het zit niet meer in het systeem, veel mensen zijn niet meer op de hoogte van wat er speelt, waardoor vrijwel alles obscuur of niche lijkt. Ik ga als recensent natuurlijk nog steeds veel naar het theater, maar als ik kijk naar mezelf als filmliefhebber herken dat ik heel sterk. Laatst was ik weer eens in de bioscoop en geen van de filmtitels zei me iets, behalve The Batman. En zo is het nu in andere disciplines natuurlijk ook: mensen missen het overzicht, en kiezen daarom eerder voor herkenbare grote namen en blockbusters.

Volgens de VSCD ligt de kaartverkoop nu op zestig procent in vergelijking met de situatie voor de pandemie, maar dan moet je niet vergeten dat de zalen toen natuurlijk óók niet vol zaten: in 2019 was de zaalbezetting van podia zo’n 75 procent, in maart van dit jaar maar 47 procent. Het was altijd al moeilijk om mensen naar het theater te krijgen: theaterbezoek vraagt om tijdsinvestering, durf, er is het risico dat het ongemakkelijk wordt of slecht, en dat is bij theater altijd pijnlijker dan bij film. Het is kortom een dappere daad om naar het theater te gaan. Je zet jezelf op het spel. Die bereidheid moeten we langzaam terugwinnen.

‘Als journalist voel ik daar een grote verantwoordelijkheid in. Dat had ik ook tijdens die lockdowns: ik wilde blijven schrijven over wat er nog wel gebeurt, laten merken dat het theater nog bestaat en relevant is. Maar het eist ook zijn tol, de creativiteit raakt gaandeweg op en tegelijkertijd ben ik ook gehecht geraakt aan die paar rustige avonden in de week thuis. Dus we moeten ook bij onszelf als recensenten die gretigheid en die nieuwsgierigheid weer terugvinden.

‘Vlak na de eerste coronazomer heb ik Jeanette Pols gesproken, die bij de UvA onderzoek doet naar betekenisvolle kwaliteitservaringen zoals kunstbeleving. Zij sprak over ‘sociale onveiligheid’ dat mensen kunnen ervaren omdat ze niet weten wat ze aan gaan treffen. Destijds vanwege alle maatregelen, maar nu vinden mensen het raar of onwennig om op elkaars lip te zitten, iedereen is wat onhandiger in de omgang. Sociale beleving in een cruciaal aspect van theaterbezoek, en dat moeten we weer opnieuw uitvinden.’

Hoop: ‘De sector houdt minder vast aan dogma’s die voor de crisis heel belangrijk leken: dat geeft ruimte voor artistieke vrijheden’
‘Ik hoop dat de sector zich toestaat om over die publieksbezetting niet al te zeer in de put te raken. De wens om hoge bezoekersaantallen, deels aangewakkerd door de eis van de subsidiënten, is bij veel theaterwerkers breed geïnternaliseerd: het wordt al snel als pijnlijk ervaren als er weinig publiek is. Maar we mogen ons ook verheugen om die veertig dappere toeschouwers die er wél zijn, die ondanks die sociale onzekerheid toch gekomen zijn. Het is natuurlijk ook een financiële kwestie, veel vrije producenten kunnen zich geen lage opkomstcijfers permitteren, maar dan zou je hopen dat daar iets van steun voor wordt gevonden.

‘Ik hoop in brede zin dat de sector minder vasthoudt aan dogma’s die voor de crisis heel belangrijk gevonden werden. Zo’n ander dogma was dat het heel erg zou zijn om een première te verzetten. Nu gebeurt dat vaak noodgedwongen, en ik vind het een verademing. Voor de crisis zou dat een totale nederlaag zijn, iedereen zou aan het speculeren slaan over wat er mis is met de productie. Nu denk ik: neem de tijd die nodig is, en als het toch niet klaar is, dan ga je drie weken later in première. Zeker als je die verwachtingen van publieksaantallen loslaat – marketeers willen graag zo snel mogelijk recensies voor vollere zalen – kan je langer doorwerken als dat nodig is. Door corona zijn we noodgedwongen losgeraakt van het neoliberale prestatiesysteem dat bestond uit een starre cyclus van repeteren, montage en première: dat geeft ruimte voor nieuwe artistieke vrijheden.

‘Zo kun je op veel manieren flexibeler worden. Toen Jaap Spijkers bij de première van Leedvermaak trilogie ziek was, is besloten om de regieassistent met tekstboek in de hand zijn rol te laten overnemen. Bezoekers zijn daar vooraf op geattendeerd en hebben de mogelijkheid gekregen op een ander moment te kijken, maar er bleek juist heel veel waardering voor. Dat is ook een ontdekking: je kan publiek al eerder bij het proces betrekken, ook als het nog niet helemaal af is. De sector kan daar veel opener in zijn. In plaats van in een donker zaaltje met gesloten deuren te fröbelen tot iets naar buiten mag, vinden veel bezoekers het echt boeiend om een inkijkje in dat radarwerk te krijgen.’