Choreograaf Jasper van Luijk sprak vrijdag 4 oktober in Maastricht tijdens de Nederlanse Dansdagen de Staat van de Dans uit. In het monumentale decor van het zeventiende-eeuwse stadhuis van Maastricht, hield Van Luijk een pleidooi voor meer onderlinge zorg binnen de keten van dansproducerende instellingen en organisaties.

‘Niet alle schakels in deze keten hebben dezelfde slagkracht. Hoe gaan we een gedeelde verantwoordelijkheid aan, voor nu en voor de toekomst? Want ondanks het opstellen van deze stukken, heb ik geen verandering in het veld ervaren.’

Van Luijk refereerde aan de inzet van vele werkgroepen vorig jaar, waarmee verschillende subsectoren als bis-, jeugd- en urban gezelschappen, onafhankelijke choreografen en talentontwikkeling de knelpunten in de danssector verzamelden en in de vorm van een gemeenschappelijke brandbrief aan de minister aanboden.

De choreograaf waarschuwde voor de effecten van opnieuw forse bezuinigingen, ten gevolge van de invoer van fair practice als voorwaarde bij het Fonds Podiumkunsten. ‘We vallen ongehoord, niemand hoort de klap. Maar in de toekomst gaan we die klap wel voelen. Is dit wat de politiek bedoelt met een eerlijk beleid?’

Volgens Kunsten ’92 is er bij een gelijkblijvend bestel minstens 25 miljoen euro nodig, om de fair practice regels te kunnen uitvoeren. Henriëtte Post, directeur van het FPK, was dit jaar niet aanwezig bij het debat. Een medewerker bevestigde dat de kans bestaat dat het fonds in de volgende kunstenplanperiode door de nieuwe regeling nog maar de helft van het aantal instellingen zal kunnen ondersteunen.

Als onafhankelijke choreograaf wijst Van Luijk in zijn staat op het stagnerende effect, dat uitgaat van het huidige kunstbeleid: ‘(…) opgeslokt door een gesloten systeem waar politieke, sociale en economische randvoorwaarden bepalend zijn. Het is een plofkip-effect. We worden snel klaargestoomd binnen allerlei beleidsmatig vormgegeven regelingen, om in korte tijd tot grote hoogte te stijgen. De slachting volgt voor velen van ons snel daarna. Binnen dit systeem verliest mijn generatie haar autonomie, we verliezen de mogelijkheden om te ontwikkelen, te experimenteren, fouten te maken en het opnieuw te proberen.’

Na de Staat ging het gehoor in groepen uiteen om de subsector-stukken opnieuw te bespreken. In de afsluitende plenaire bijeenkomst, vatte Jan Baanstra, de zakelijk leider van jeugddansgezelschap De Stilte, de verandering die heeft plaats gevonden in het kunstbeleid van de afgelopen decennia mooi samen: ‘Het is van zingeving naar tijdsbesteding gegaan.’

Opvallend was ook hoe de vele vertegenwoordigers opnieuw tot meer samenwerking opriepen, maar het bij het noemen van concrete actiepunten angstaanjagend stil bleef. Tweede Kamerlid Salima Belhaj riep het gehoor op tot een actievere lobby richting parlement.

In 2016 was het journaliste Annette Embrechts, die de eerste staat uitsprak tijdens de Nederlandse Dansdagen. Na haar volgden Kristin de Groot, directeur van Dansateliers Rotterdam, en choreograaf Ann Van den Broek.