De afgelopen maanden publiceerde Theaterkrant een reeks interviews over ‘ijskast’-voorstellingen: theaterproducties die wél gemaakt werden, maar vanwege de gesloten theaters nog niet in première zijn gegaan. Inmiddels is de theaterlockdown bijna voorbij en staat het nieuwe seizoen voor de deur. Daarmee dringt de vraag zich op: wat moeten we met dat stuwmeer aan voorstellingen?  

Over die vraag boog Henk Scholten zich, op verzoek van de brancheorganisaties NAPK, VVTP, VSCD en VVP. In het Advies bespelingscondities theaterseizoen 2021-2022 (pdf), dat totstandkwam in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van die brancheverenigingen, concludeert hij eind maart dat er weliswaar druk ligt op de programmering van het aankomende theaterseizoen, maar dat er niet per definitie sprake is van overaanbod.

Er is wat Scholten betreft dus geen aanleiding om ‘in te grijpen’ in de totstandkoming van de programmering van aankomend seizoen. Na een peiling bij zowel de VVTP als de BIS-gezelschappen lijkt het aanbod vanaf september niet noemenswaardig groter dan tijdens een regulier seizoen. Zeker is wel dat er veel werk van afgelopen seizoen naar aankomend seizoen wordt overgeheveld. De VSCD en de vlakke vloertheaters verwachten wel degelijk ‘druk op het aanbod door de combinatie van doorgeschoven en nieuwe voorstellingen’.

Extra zorg ligt er op de ruimte die er aankomend seizoen zal zijn voor beginnende en midcareer makers. Tegelijkertijd is het de verwachting dat er alsnog producties moeten worden teruggetrokken of nieuw aangeboden werk zal worden geannuleerd, ‘waarmee weer ruimte ontstaat’. Het is aan de producenten en podia om ‘de bestaande en nieuw te ontstane ruimte in de speelplannen in te vullen met nieuw aanbod, in het bijzonder van (relatief) beginnende makers’, volgens Scholten.

Ondanks het mogelijke investeringsverlies adviseert Scholten om voorstellingen die aankomend seizoen geannuleerd worden, niet nogmaals een seizoen op te schuiven, ‘om in het seizoen 2022-2023 niet opnieuw met een vergelijkbare problematiek als die voor seizoen 2021-2022 te worden geconfronteerd.’

Zelf hielden de makers zich de afgelopen maanden ook volop bezig met de vraag wat de sector aanmoet met dat stuwmeer aan voorstellingen dat langzaam aan het ontstaan was. Charli Chung kan zich, om al het gemaakte werk toch een kans te geven, bijvoorbeeld ‘korte speellijsten’ voorstellen. Thibaud Delpeut heeft geen aaneengesloten tournee van Koliek voor ogen, maar wil de voorstelling liever ‘verspreid over tien jaar onregelmatig spelen’. En volgens Paul Knieriem zal er ook veel ‘hoe lullig ook’ de prullenbak in moeten. ‘Deze tijd dwingt je ook om keuzes te maken.’

Ada Ozdogan pleit überhaupt voor een systeem waarin minder focus ligt op de continue productie van nieuw werk. Als een voorstelling goed ontvangen wordt, zou zo’n productie wat haar betreft langer door moeten kunnen spelen. Ook zou een minder rigide grens tussen de gesubsidieerde en de vrije sector, uitkomst bieden. ‘Schuif een publiekshit uit het gesubsidieerde circuit door naar de commerciële sector, omdat je weet dat het publiek zal trekken en dus kaarten zal verkopen. Zo maken we meer ruimte voor gesubsidieerde projecten die bedoeld zijn voor jong talent en experiment.’

In tegenstelling tot de gesubsidieerde sector, waar de afgelopen maanden ‘voor de ijskast’ nieuw werk kon worden gemaakt, lag de productie voor de vrije producenten dit seizoen nagenoeg stil. Nu ook zij in april een deel van hun investeringen van afgelopen seizoen, via een speciale subsidieregeling weer hebben teruggekregen, wordt ook daar de blik weer vooruit gericht. Arjen Stuurman van Korthals Stuurman Theaterbureau (voorheen: Hummelinck Stuurman Theaterbureau) gaat bijvoorbeeld het meeste wat de afgelopen maanden op de planning stond het aankomende seizoen opnieuw uitbrengen en gebruikt de coronasteun voor nieuwe producties in seizoen ’22-’23.

Omdat er mogelijk nog tot eind 2021 sprake zal blijven van een beperkte publiekscapaciteit in de zalen, moeten vrije producenten wel risico’s nemen. Stuurman verwacht dat daardoor ook nog producties teruggetrokken worden. Ook de kersverse directeur van de Vereniging Vrije Theater Producenten (VVTP), Dian Hoelscher, ziet dat voor de meeste voorstellingen die de leden willen produceren de maximale zaalbezetting nog te gering is om de dure productiekosten te dragen. ‘Dat maakt dat onze – niet gesubsidieerde – producenten nu voor een ingewikkelde beslissing staan wat betreft investeringen. Is het haalbaar een productie te brengen, en welk risico nemen ze daarmee?’

Los van de onzekerheid en het geschuif met data, waren de makers vrijwel unaniem te spreken over een langer repetitieproces. Delpeut sprak van ‘het gelukzaligste proces tot dusver’ en ook Florian Myjer vond die extra weken een eye-opener: ‘Op een gegeven moment ben je er wel klaar mee om voortdurend oververhit iets in elkaar te timmeren’, concludeerde hij. ‘Misschien is het niet altijd nodig om een heel seizoen vol te stoppen met vier producties.’

Lees hier alle artikelen uit de interviewserie In de ijskast. Foto Het eind van het begin van het einde van Theater Artemis: Kurt van der Elst