Het modale bruto jaarinkomen dat Nederlandse acteurs in 2014 enkel met acteerwerk verdienden ligt lager dan 4500 euro. Slechts eenderde van de acteurs die zijn aangesloten bij belangenvereniging ACT kan volledig van het acteerwerk rondkomen. Dit blijkt uit de ACT Monitor 2015, een onderzoek van Henk Vinken en Teunis IJdens onder ACT-leden naar de ontwikkelingen in het werk en inkomen van professionele acteurs in Nederland. Zij presenteerden de resultaten op 3 september tijdens het Nederlands Theater Festival. 

Eenderde van de respondenten doet naast het acteren ander werk in hetzelfde vakgebied (zoals lesgeven, regisseren, schrijven of produceren) en eenderde combineert het acteren met werk buiten het vakgebied (bijvoorbeeld in de horeca). Het modale bruto jaarinkomen van ACT-leden ligt met 36 duizend euro net iets boven het modale inkomen in Nederland (34 duizend euro), maar voor dit inkomen zijn acteurs dus grotendeels afhankelijk van ander werk dan acteren.

De helft van de respondenten is zzp-er, veertig procent werkt in loondienst of bij een verloonbureau en acht procent combineert beide. Er lijkt een stijging in het aantal zelfstandigen waarneembaar, maar hier kunnen pas bij een herhaling van het onderzoek harde uitspraken over worden gedaan. Dit eerste onderzoek is immers een nulmeting; ACT is voornemens dit regelmatig te herhalen om trends te kunnen signaleren.

Ruim 20 procent van de ACT-leden kan naar eigen zeggen heel goed rondkomen van het acteerwerk, 40 procent redelijk, 15 procent amper en 21 procent niet. Deze laatste groep heeft veel vaker inkomsten uit overig werk buiten het vakgebied, of is mede aangewezen op inkomsten van zijn of haar partner. Ook opvallend is dat er naast twee betaalde uren acteerwerk en ander werk op het vakgebied ruim één uur onbetaald werk staat. Dit zijn uren die opgaan aan auditeren, promotie, reizen of studeren.

De online-vragenlijst behorende bij de ACT Monitor is verzonden naar de ruim duizend ACT-leden. Van hen vulde uiteindelijk 244 mensen de hele lijst in. De resultaten zijn gewogen naar geslacht en leeftijd en geven volgens de onderzoekers een goed beeld van de beroepspraktijk van het hele ledenbestand.

Foto: DigiDaan