Toneelschrijver en dichter Hanns Johst was niet afhankelijk van de markt. Hij had zijn werken nooit kunnen leveren zonder niet-aflatende steun van de overheid. Het belang van kunst werd in zijn tijd zo diep begrepen, dat er, toegegeven, wellicht een iets te innige vervlechting tussen overheid en kunst ontstond. Het was dan ook ter ere van een verkiezingsoverwinning (en de persoonlijke verjaardag van de partijleider) dat hij een van zijn personages de onsterfelijke woorden in de mond legde: ‘Als ik het woord cultuur hoor, dan ontgrendel ik mijn pistool.’ Berlijn, 1933. 

Hoewel deze woorden duidelijk het resultaat zijn van gesubsidieerde kunst, en daarmee het nieuwe Brabantse College van Gedeputeerden zouden moeten tegenstaan, vermoed ik dat de inhoud hen na aan het hart zou kunnen liggen. Zo zie je maar: in een bloeiend kunstenlandschap zijn er uitingen te vinden die veel verschillende mensen kunnen bekoren. 

Toch zou ik hier zelf een ander argument voor het behoud van de kunstsubsidies willen maken. Johst werd natuurlijk alleen ondersteund omdat hij de nazi-partijlijn expliciet onderschreef. Zo intiem hoeft het van mij niet. Integendeel. Het lijkt mij voor een democratie gezond om iets oppositioneler, iets antagonistischer te denken over de dynamiek van politiek en kunst.

Wij, de kunstenaars, houden politiek en maatschappij graag kritisch tegen het licht. Precies daarom is kunst geen vrije tijd, zoals dit College voorstelde, toen zij het beleidsonderwerp wilden onderbrengen in de portefeuille van Gedeputeerde Vrije Tijd. De eer om zich hierover te ontfermen, is verleend aan de eenpitter van Lokaal Brabant. Op de valreep werd onder grote druk van de oppositie de naam veranderd, maar de inhoud bleef onveranderd. 

Ik ben benieuwd hoe er in Den Haag aangekeken wordt tegen het Brabantse voornemen om cultuursubsidies te schrappen, net nu lokale en regionale inbedding (en daarmee financieel draagvlak bij decentrale overheden) speerpunt en toetssteen is geworden in het landelijke cultuurbeleid. 

Het staat me tegen de volgende regels, na tien jaar bekwaming in professionele kunstverdediging, überhaupt nog te moeten schrijven: kunst is een vitale maatschappelijke functie. Het is de bron van kritiek en reflectie, de vrijplaats voor de creativiteit en persoonlijke ontwikkeling die je nodig hebt om samen een maatschappij te bouwen. En om je daarin individueel effectief en autonoom te kunnen bewegen.

De burger kan zich ertoe verhouden in de publieke ruimte, waarmee zij echt burger kan worden. Oordeel vormen, standpunt formuleren, uitwisseling, culturele geletterdheid, inlevings- en inbeeldingsvermogen: burgerschap oefen je in de kunsten. Hoewel kunst en cultuur wel degelijk goed zijn voor een aanzienlijke bijdrage aan de landelijke en lokale economie, ligt daarin niet haar waarde. Zonder kunst geen democratie, zullen we dat een keer zo stellen? 

Bestuurders met een fatsoenlijke wereldlijke vorming (Bildung) zouden dit besef hebben. Dat doet mij mezelf afvragen: hebben de leden van dit College zelf voldoende (kunst-)onderwijs genoten? Lezen zij met enige regelmaat inhoudelijke bijlages van kranten, hebben ze week- en maandbladen? Hebben ze ooit een verplicht bijvak filosofie gehad? Een jaar in het buitenland gestudeerd, een andere taal geleerd? Een of andere facultatieve cursus gedaan? Hoe staat het met de persoonlijke ontwikkeling en het ontplooide burgerschap van onze steeds verder geprofessionaliseerde regionale bestuurders zelf? 

Overheidssubsidies bestaan juist om wat wel waardevol is, maar wat niet per se rendeert, in stand te houden. De afgelopen jaren heeft Brabant al een systeem opgetuigd van cultuurleningen die met rente terugbetaald moeten worden, eenmalige impulsen die zich in het derde boekjaar moeten uitbetalen en vouchers die vooral aan coaches en experts moeten worden besteed. Terwijl het landelijke beleid steeds overtuigder terug beweegt naar de immateriële waarden van kunst en cultuur –men beschouwt de hyperfocus op ondernemerschap van het afgelopen decennium inmiddels als een recht te zetten weeffout – voert Brabant de druk op de kunsten extra op. Alsof het geen sector is waar duizenden mensen werkzaam zijn die bijdragen aan het openbare leven van Brabant.

Het Brabantse kunstbeleid wil al tijden dat we de markt imiteren en de bijbehorende efficiëntie, rendement en krappe marges in onze werkpraktijk opnemen. Deze marges zorgen voor een absoluut minimum aan schokdempend vermogen als er een crisis om de hoek komt kijken. Ironisch genoeg wordt juist hierdoor nu meer dan de helft van de mensen die werkzaam zijn in de cultuursector uitkeringstrekkers. Dat is de self-fulfilling prophecy van een op economie gebaseerde benadering van cultuur. 

Beste CDA: voorstelling, parabel en theatraliteit zijn van vitaal belang geweest voor de invloed van christelijke waarden op onze samenleving. Kerk en theater hebben meer met elkaar gemeen qua maatschappelijke functie dan op het eerste oog schijnt. Het theater heeft de afgelopen decennia een aantal vitale functies die de kerk tot voor kort uitvoerde overgenomen. Graag gedaan. 

Beste VVD en Lokaal Brabant: het komt me illiberaal en inconsequent voor om wél actief de boeren en het bedrijfsleven uit de wind te houden, maar niet de creatieven die Brabant maken. Ach, zet de kunst desnoods voor jullie eigen bühne in voor economisch gewin, daar kunnen we wel een draai aan geven. 

Beste Forum voor Democratie: een gezonde democratie koestert haar tegenmachten. Cartoonisten, satirici en andere maatschappelijk kritische krachten die rechtse politici vaak aanspreken, die zij omarmen, opereren niet in een vacuüm. De kunsten vormen een pijler van oppositioneel denken, een bron van maatschappelijke kritiek, bezinning en debat. Dat zou de initiatoren van, zeg, correctieve referenda toch moeten aanspreken?

Zijn de partijen die dit College uitmaken wellicht alleen in naam en woord democratisch, en zijn ze eigenlijk bang voor een al te mondig maatschappelijk middenveld? Zijn ze wel daadwerkelijk betrokken bij een verbonden samenleving? En echt geïnteresseerd in een level playing field waarbinnen via eerlijke kansen de beste kwaliteit boven komt drijven? Willen ze inderdaad in gesprek met bewoners van Brabant, en zich door hen laten informeren over de gevolgen van de voorstellen? Is dit College-akkoord de opmaat naar het bidbook voor Brabant als Culturele Achterland van Europa? ‘Want daar dooft het licht.’

Brabant begint het Texas van Nederland te worden. Trots op z’n veestapel en z’n harde, autoritaire mentaliteit en koopmansgeest. Everything is bigger in Brabant, behalve de cultuurportefeuille. Althans, het Texas van de jaren negentig, want tegenwoordig schuift het allengs op richting een blue state terwijl in Brabant de nekken roder dan rood beginnen te worden. In plaats van cowboys zitten hier de grote vèrkensjong aan de teugels.

Foto protest tijdens de installatie van het College van Gedeputeerde Staten voor het provinciehuis in Brabant: Ilse Wolf