Kunstenaar Niels Hamel is op 14 januari overleden. Dat maakte zijn vrouw bekend op sociale media. Naast zijn vrije werk als schilder, bepaalde Hamel ruim veertig jaar lang de vormgeving van talloze theaterproducties.

Niels Hamel, in 1933 in Amsterdam geboren, komt uit een kunstzinnige familie. Zijn vader, Jack Hamel, was zanger, kunstschilder en acteur (onder andere bij Comoedia en Het Nieuwe Nederlandsche Tooneel). Zijn broers Jules en Maxim werden acteur, broer Vincent kunstschilder.

Aan het begin van zijn carrière begin jaren vijftig van de vorige eeuw richt Niels zich aanvankelijk op schilderkunst, na opleidingen aan onder meer de Koninklijke Academie in Den Haag en de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij schildert voornamelijk abstracte vormen in heftige kleuren.

Maar al in die vroege periode heeft hij ook ‘weleens moeite met de beperkingen van het schilderij, dat platte vlak, dat vierkant of die rechthoek’, schrijft hij later in een statement op zijn website. Op de academie studeert Hamel daarom, behalve de Vrije Schilderkunst, ook Monumentale Kunst. ‘Vanuit de behoefte de toeschouwers als het ware met mijn werk te kunnen omvatten.’ In opdracht van Rijk en Gemeente maakt hij wandschilderingen, mozaïeken en betonreliëfs en ontwerpt hij projecten ‘waarin hij vanuit zijn beeldend kunstenaarschap de architectonische ruimte helpt vormgeven’.

Vanuit die behoefte komt Hamel als vormgever ook bij het theater terecht. Hij wil er theaterruimten creëren ‘waar de beeldende-dramatische werking van de ruimte tot een maximum is opgevoerd en waar het publiek zo intens mogelijk bij is betrokken’. Zijn eerste decors en kostuums maakt hij al in 1952 voor Toneelgroep Puck. Daarna volgen onder andere Toneelgroep Theater, Amsterdam en Scapino Ballet, de Nieuwe Komedie, Theater Terzijde, het Publiekstheater, De Appel, Utrechtse Theater Initiatieven en De Paardenkathedraal. Begin jaren zeventig werk hij ook enige tijd in New York, met het avant-gardistische theatercentrum La Mamma.

Hamel droomt ervan een soort Gesamtkunstwerk te maken: een totaaltheater waarbinnen zich beeldende kunst en drama volkomen integreren. Spelers maken onderdeel uit van het visuele concept. Het liefst wil hij helemaal de hand hebben in de wijze waarop de ruimte gebruikt wordt, waardoor zijn ontwerpen bepalend worden voor de mise-en-scène.

Een intensieve dialoog met de regisseur is daarvoor natuurlijk essentieel. Hamel werkt vaak samen met dezelfde makers, zoals Johan de Meester, Hans Croiset, Annemarie Prins en Erik Vos. Vooral met Vos is er direct een goede chemie, als zij in 1968 voor het eerst samenwerken aan Brechts De goede mens van Sezuan bij Toneelgroep Theater. Als Vos in 1972 in Den Haag Toneelgroep De Appel opricht, verhuist Hamel met hem mee en blijft hij meer dan twintig jaar als vaste scenograaf bij de groep betrokken.

Als De Appel in 1975 van een voormalige Scheveningse tramremise zijn nieuwe theater maakt, krijgen Vos en Hamel letterlijk alle ruimte voor hun artistieke vernieuwing. Doordat de publieksopstelling daar veranderbaar is, kan er steeds een andere ‘theatrale omgeving’ worden gerealiseerd, waardoor het contact van publiek en spelers wordt geïntensiveerd. Bij de opvoering van Aischylos’ Oresteia in 1975 staat de publiekstribune bijvoorbeeld om een ronde speelruimte opgesteld met centraal daarin een ruwhouten trap die nu eens als tempeltrap wordt gebruikt en dan weer als boot, waar vanaf de roeiers hun roeispanen neerlieten.

Sporadisch neemt Hamel ook zelf de regie in handen, zoals in 1966 bij Een zaak Lorca is ons niet bekend (samen met Prins bij Terzijde), De tragikomedie van Don Cristobal en Dona Rosital (Vocaal ensemble Tamam, 1986), De beer (De Jungle, 1991) en zijn laatste theaterproject in 1996: Moraviascape (De Paardenkathedraal).

Naast zijn theaterwerk is Hamel altijd als vrije beeldende kunstenaar actief gebleven. 25 jaar lang doet hij dat in zijn woning in het kunstenaarsdorp Ruigoord bij Amsterdam, later in zijn huis in de Creuse in Frankrijk.

Bron tekst: De theaterencyclopedie. Foto: Roel Bogaards Collectie / TIN