Dit jaar streek de Winterkaravaan, het jongemakersprogramma van zomerfestival Karavaan, neer in het piepkleine plaatsje Zuidschermer (655 inwoners). De stilte en verlatenheid van de omgeving versterkt de kracht van de prille voorstellingen, die letterlijk als lichtpuntjes in het donker fungeren.

Een locatietheaterprogramma in de bittere decemberkou is niet meteen het meest aanlokkelijke idee. Toch oogst Festival Karavaan al jaren successen met Winterkaravaan, waarin een verzameling jonge makers binnen een paar weken tijd een voorstelling maakt en presenteert aan het publiek.

Waar de vorige edities zich nog in verschillende leegstaande panden in Alkmaar afspeelden, weken de organisatoren dit jaar uit naar het nabijgelegen plaatsje Zuidschermer. Dat geeft de avond een totaal andere uitstraling dan de voorgaande edities: omdat de maaltijd wordt genuttigd in het enige dorpscafé en de voorstellingen zich op een boerenschuur, een kapel en een kerk afspelen, wordt het stedelijk-industriële karakter van Winterkaravaan verruild voor een pastorale sfeer.

Het contrast met de voorstellingen zelf is boeiend. De drie jonge makers hebben zich in de conceptuele fase duidelijk niet laten leiden door het idee dat ze op locatie zouden spelen: de thema’s die ze aansnijden hebben niets te maken met de plek waarop het werk wordt gepresenteerd. In plaats daarvan zijn de voorstellingen die ze voor ogen hadden aangepast aan de speelplek, met wisselend resultaat.

De eerste voorstelling, Mijn 8.26% staat op ontploffen, slaagt daar wellicht nog het beste in. Makers Emma van den Elshout en Noah Janssen thematiseren de dominantie van het hoofd over het lichaam, en proberen met hun voorstelling de balans te herstellen. Twee spelers met grote witte hoofden van papier-maché stommelen door de kerk, en worden daarin begeleid door verschillende klassiekemuziekstukken. In hun choreografie ontstaat zo steeds een voorzichtig, houterig bewegingsidioom dat vervolgens door het hoofd weer wordt onderdrukt.

De makers gebruiken de kerkelijke setting om spiritualiteit en rationaliteit tegen elkaar af te zetten, en hebben goed gekeken naar de ruimtelijkheid van de locatie. De focus op het intuïtief creëren van materiaal betekent wel dat de afzonderlijke scènes nog een beetje als los zand voelen – meer een geslaagd bewegingsonderzoek dan een samenhangende voorstelling.

Op weg naar de tweede voorstelling maken we een wandeling door de duisternis. Pas in de landelijke omgeving van Zuidschermer besef je hoe moeilijk het is om in de stad nog echte donkerte te vinden: de koude tocht voelt daarmee als een onderdompeling in het onbekende. Als we uiteindelijk bij de volgende voorstelling aankomen blijkt dat we een rondje hebben gelopen: ongetwijfeld noodzakelijk vanwege de timing van de verschillende bezoekersgroepen, maar het zorgt er ook voor dat de theatervoorstellingen zelf als oases van licht in donkere tijden aanvoelen.

Bij het bombardement van Rotterdam denk ik aan Jan Smit en niet aan mijn oma heeft net als de eerste voorstelling een bijzonder zwakke titel, maar daar houden de overeenkomsten op. In de regie van Leonie Kuhlmann spelen drie actrices een generationeel drama. Een dochter (sterke rol van Manouk Pluis, die eerder dit jaar al indruk maakte in Snackbar van Timothy de Gilde) ondervraagt haar moeder en oma over hun levens, die grotendeels werden bepaald door seksistische normen: de oma trouwde als oorlogsweduwe een man van wie ze niet hield om als alleenstaande vrouw te kunnen overleven, en de moeder vertrok na een aanranding door haar leidinggevende bij haar baan aan de universiteit. De dochter, die zelf met een gebrek aan eigenwaarde kampt, stelt de vraag in hoeverre geïnternaliseerde minderwaardigheid van moeder op dochter wordt overgedragen.

Het uitgangspunt is bijzonder boeiend, en in fragmentarische scènes krijgen we de individuele verhalen van de vrouwen goed mee. Kuhlmanns enige concessie aan de locatie is echter dat Pluis langzaam een zeil van de muur haalt, wat de houten constructie van de zolder onthult – een wat te letterlijke vertaling van de thematiek. De uitstekende spelregie en het inhoudelijke materiaal, dat Kuhlmann grotendeels baseerde op gesprekken die ze in haar eigen familie voerde, maken de voorstelling echter zeer de moeite waard.

De laatste voorstelling slaat helemaal geen acht op de kapel waarin het plaatsvindt. De uitzinnige gendermusical Aqueerius is in de huidige vorm nog erg rommelig, maar de potentie van het interessante uitgangspunt wordt naarmate de voorstelling vordert steeds helderder. Maker Jip Warmerdam stelt een mythologische werkelijkheid voor waarin de mens door stijging van de zeespiegel wordt bedreigd, maar waar de patriarchale samenleving tot de conclusie komt dat de dreiging aan de zeegod Pussy Don te wijten is (die benaming zegt helaas veel over het soms bijna ondraaglijke meligheidsgehalte van de tekst).

Duizenden soldaten duiken in de zee om als eerste zijn ‘parel’ te stelen, en hoofdpersoon Jan bereikt zijn doel als eerste. Door zijn onderzeese ontmoetingen met dieren die er allemaal hun eigen ideeën over seks en gender op nahouden, beginnen Jans heteronormatieve overtuigingen echter te wankelen.

In hun tekst verbinden Warmerdam en co-auteur Jasmijn Kenselaar op slimme wijze ideeën over mannelijkheid, vrouwelijkheid, agressie, zorgzaamheid en seksualiteit aan elkaar. Jan wordt op een bepaald moment zelf draagvader voor een nest zeepaardjes (zoals de voice-over uitlegt worden bij zeepaarden de mannetjes ‘zwanger’: de eicellen van de vrouwtjes worden in de buidel van het mannetje bevrucht en tot embryo’s ontwikkeld), en zijn hele queeste om als eerste soldaat de parel te bereiken is sowieso een bevruchtingsmetafoor.

Aan de ene kant wordt Aqueerius gekenmerkt door een kitscherige stijl, rommelige spelregie, een gebrek aan samenhang tussen de losse scènes en platte dialogen, maar aan de andere kant zorgen de ideeënrijkdom, de sterke muziek van componisten Charlotte Dommershausen en Seppe Salomé en de torenhoge ambitie van de makers voor een grote nieuwsgierigheid naar hoe het project zich verder zal ontwikkelen.

Want dat is nog wel het leukste van de Winterkaravaan: de projecten worden wel als voorstellingen gepresenteerd, maar zijn vanwege de korte repetitieperiodes eigenlijk tussenstadia in een langer proces. Een bezoek aan de Winterkaravaan smaakt daardoor bijna altijd naar meer.

Foto: Moon Saris