Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: Evelyne Coussens, theaterrecensent en cultuurjournaliste bij onder meer Theaterkrant, Etcetera, De Morgen en Rekto:Verso. ‘In de meeste voorstellingen gaat het van het hart naar het hoofd en dan naar de pen. Het start altijd bij wat ik voel.’ 

Je hebt een achtergrond in de klassieke talen, hoe ben je bij theater en het recenseren daarvan gekomen?
Het is op zich toevallig dat het theater is geworden. Mijn eerste passie ligt bij taal en schrijven, bij de sensatie van denkend schrijven en al schrijvend kunnen denken. Ik denk dat het ergens in de laatste jaren van de middelbare school was dat ik gebeten werd door het theater. Maar het is omwille van de taal dat ik in eerste instantie klassieke talen heb gekozen, dus Latijn en Grieks, de meest analytische richting ooit. Ik heb maar heel laat ingezien dat dat de grondslag heeft gelegd voor mijn denken. Ik hou heel erg van het analyseren van wat ik zie en dat te ontcijferen en de machinerie een beetje uit elkaar te peuteren. Na klassieke talen ging ik Theaterwetenschappen studeren, maar het had net zo goed Filmwetenschappen of Literatuurwetenschappen kunnen zijn.

Hoewel, ik ben nogal neurotisch: ik heb de eerste jaren dat ik werkte als recensent letterlijk alles gezien in Vlaanderen en Brussel, in de brede range van theater, van muziektheater, jeugdtheater, opera, performance, alles. Ik denk achteraf dat ik destijds intuïtief heb beseft dat ik een domein moest kiezen dat, in vergelijking met film en literatuur, relatief overzichtelijk was.

Waarom wilde je alles zien?
Mensen denken vaak dat je als recensent alleen maar de voorstelling ziet die je recenseert. Maar van de tien voorstellingen die ik zie, recenseer ik er één. Al de rest is omdat je wil weten wat er gaande is, hoe het landschap eruit ziet, wat de grote huizen en wat de kleine huizen zijn en wat daar tussen zit. Ik had het verlangen om dat helemaal te kennen en te doorgronden. Op den duur werd dat een beetje een dwang natuurlijk, en raakte ik ook verzadigd. Toen heb ik dat een beetje afgebouwd. Dat was wel nodig om het plezier te behouden, want als je echt acht keer per week een voorstelling ziet, kun je ook bijna niet meer nadenken. Het is ook werkelijk onmogelijk geworden om alles te zien. Op twintig jaar tijd is het geëxplodeerd qua productiviteit.

Kun je nog je eerste recensies herinneren?
Ik weet dat ik er in het begin een aantal hele slechte geschreven heb. Ik begon bij Zone 09, een lokaal magazine dat voor een groot deel een commercieel vehikel was, maar ook best kwalitatief was, met lange recensies, interviews en aankondigingen over het culturele leven in Gent. Daar ben ik echt al stoemelings aangenomen, niemand heeft mij ooit gevraagd naar mijn kennis over theater of mijn capaciteiten om te schrijven: ik heb zeker in de eerste periode een aantal dingen geschreven die echt niet door de beugel konden.

Wat was er mis aan die eerste teksten?
Als jonge schrijver wil je graag gelezen worden. Je wil jezelf ook wel tonen, kijk eens wat ik kan schrijven, kijk eens hoe grappig ik kan zijn, kijk eens wat een spitse leuke opmerking ik kan maken. Dat gaat vaak ten koste van een maker of een kunstenaar op een manier die niet gepast is. Profileringsdrang, zoals iedereen met een beetje ego dat heeft. In de eerste recensies schrijf je eigenlijk over jezelf en over hoe slim jij wel niet bent en dat moet ongelofelijk irritant geweest zijn. Ik heb mij daar in het begin een aantal keren aan bezondigd op een manier die mij nu het schaamrood op de kaken brengt. Ik hoop dat ik daar een beetje vanaf ben geraakt.

Wat doe je nu anders?
Als schrijver heb ik echt een stap achteruit moeten doen en het kunstwerk laten spreken in de tekst. Ik heb al schrijvend moeten ondervinden en leren dat respect het basiswoord is als je wil schrijven over andermans kunstwerk.

En ook liefde. Want eigenlijk zijn die grappige recensies nogal liefdeloos tegenover het onderwerp. Hoe meer voorstellingen je ziet en hoe meer mensen je spreekt, hoeveel meer je beseft dat die mensen er zoveel in steken, hun hart en hun ziel. Voor mij zijn mijn teksten ook mijn hart en mijn ziel en andere mensen staan dan ook nog eens met hun lijf op een podium, dus ja het respect en de liefde zijn alleen maar gegroeid ten aanzien van eerdere recensies.

En dat zit de criticus in jou niet in de weg?
Absoluut niet. Je doet makers geen plezier door niet oprecht te reflecteren op hun werk . Of ze het er nu mee eens zijn of niet, een oprechte reflectie over hoe je dat werk hebt ervaren en waar je denkt dat het beter had gekund, daar kunnen mensen alleen maar iets mee, hoop ik. En zo niet is dat ook goed.

Er zijn recensenten die milder zijn. Ik ben nog altijd vrij kritisch en behoorlijk principieel, maar het gaat om de toon en de stijl waarin je schrijft. Ik probeer in recensies, zelfs bij de ‘minder geslaagde voorstellingen’ die het echt niet gehaald hebben, het onderste uit de kan te halen, om kritiek op een correcte manier te verwoorden zonder kwetsend te zijn of zonder overbodige grapjes of denigrerende adjectieven te gebruiken ofzo.

Zie je verschillen tussen de Nederlandse en Vlaamse theaterrecensent?
Ik vind de Nederlandse recensenten vaak erg lovend. Er passeren zoveel vijfsterren recensies, terwijl ik in heel mijn carrière nog geen tien keer vijf sterren heb gegeven. Vijf sterren, daar kun je niet meer over, dan moet het toch echt wel aan de top zitten en dat gebeurt zo zelden. Ik snap het ergens wel vanuit een verdedigingspositie van de kritiek ten aanzien van het theater. Jullie hebben echt wel zware, zware klappen gehad. Ook veel vroeger dan bij ons, want bij ons zit het er ook aan te komen, maar jullie hebben het institutioneel zeer zwaar en lastig gehad met bijvoorbeeld Halbe Zijlstra. Dus ik snap ergens de reflex van recensenten om aan de hele wereld of zeker het Nederlandstalige recensie lezende publiek te tonen hoe goed het theater is. Maar ik vind dat geen goede strategie, want het is intellectueel oneerlijk en het betekent niks meer op den duur als je vijf sterren geeft. Dus het mag misschien wat pittiger in de Nederlandse kunstkritiek mijns inziens.

In Nederland kijkt men misschien ook meer maatschappelijk, maar dat is misschien ook door het aanbod. Ik leg zelf meer de nadruk op vormelijke aspecten. Achter een maatschappelijk statement kan ik mij scharen of niet, maar dat maakt op zich niet uit – niemand is geïnteresseerd of ik voor of tegen het dekolonisatie-discours ben. Ik word door de krant betaald om over het kunstwerk te schrijven en niet over hoe fijn en goed het is dat er eindelijk mensen van kleur een podium krijgen. Ik vind dat wel goed, maar om dat statement nog eens te bekrachtigen word ik niet betaald.

Voel je je tijdens een voorstelling nog een toeschouwer? Heb je op je stoel nog plek voor je hart?
Dat moet wel. Je hebt drie dingen nodig om te recenseren: een hart, een hoofd en een pen. Je moet voelen, denken en schrijven. Ik moet zeggen dat ik nooit vrijblijvend naar theater kijk. Ik zit altijd in de modus van professional waarbij ik voortdurend aan het kijken ben naar wat er gebeurt, hoe dat gebeurt. Heel uitzonderlijk, maar dat is dan meestal een knaller van een voorstelling, word ik meegezogen. Dan gaat het hoofd uit, meestal tijdens een super straf performatief ding. Maar in de meeste voorstellingen gaat het van het hart naar het hoofd en dan naar de pen. Het start altijd bij wat ik voel. Ik noteer bij een voorstelling ook altijd wat mij raakt, nooit wat er gebeurt. Dat gevoel probeer ik vervolgens te analyseren en op een mooie manier te verwoorden.

Als jij een State of the Union betreffende de theaterkritiek zou mogen schrijven, wat zou daar dan in staan?
Ik zou schrijven dat we zuiniger zouden moeten zijn op onze woorden. Ik merk dat woorden makkelijk gedevalueerd raken. Wees voorzichtig met taal, wees voorzichtig met hoe je woorden inzet, de grote woorden die we altijd gebruiken.

We gaan bijvoorbeeld zeer lichtzinnig om met het woord kunstenaar. Ik maak zelf een groot onderscheid tussen kunstenaars en makers. Er zijn theatermakers die maken theater, dat doen ze vaak heel goed, soms minder goed. Voor mij zijn dat niet allemaal kunstenaars. Kunstenaars zijn die zeldzame mensen die los van enige regelmaat of dwang op een heel eigen manier en vanuit een hele diepe noodzaak (oh verdomde woord noodzaak, iedereen valt in slaap maar toch!) werken. Van de 300 voorstellingen die ik zie, zijn er 290 gemaakt op de automatische piloot en 10 zijn er gemaakt door kunstenaars. Ik zou heel graag hebben dat we dat een keer erkennen. Dat is niet erg he, het betekent niet dat die 290 niet mogen bestaan, daar gaat het helemaal niet over.

Daarbij is er ook een rol weggelegd voor de theaterkritiek. Ik zie een theaterrecensent als een auteur. Dat wil zeggen dat je een stem ontwikkelt, dat je een stijl ontwikkelt, dat je je best doet. Het gaat niet alleen om het denkwerk en de analyse. Zoek naar de taal die nodig is om datgene uit te drukken wat je wil zeggen, en dan moet je echt weg van de containerwoorden en de plat geslagen begrippen.

Foto: Johan Martens