Was er eigenlijk al een humorfestival in Nederland? Een festival waar humor, in de breedste zin van het woord – getekend, geschreven, verteld, onderzocht of gemimed – centraal staat? De organisatie van The Funniest Festival Ever dacht van niet. En dus organiseerden zij 12 september in ‘s-Hertogenbosch het eerste humorfestival, waarin een antwoord werd gezocht op de vraag ‘Wat is humor?’ En als er íets zeker is over humor, dan is het wel dat er niets van over blijft als je het gaat ontleden. 

In de ruim opgezette hal van congrescentrum 1931 is het coronagevaar nagenoeg nihil, met keurig uitgemeten looprichtingen en een buitenproportioneel aantal publieksbegeleiders met opvallende roze puntmutsen. Wie wil mag meteen doorlopen naar de zaal waar een openingsdebat plaatsvindt tussen cabaretrecensenten Ivo Nieuwenhuis (Trouw), Dick Zijp (De Groene Amsterdammer), Gidi Heesakkers (de Volkskrant), Patrick van den Hanenberg (Het Parool, Theaterkrant.nl) en Frank Verhallen. Zij zijn gevraagd onder leiding van Anouk Kragtwijk te debatteren over de niet bijster prikkelende vraag of er een verband is tussen humor en Brabant. Met een voorbereide tabel en onderzoeksconclusies van Giselinde Kuipers beantwoordt Zijp die vraag binnen een paar minuten met ‘niet aanwijsbaar’.

The Funniest Festival Ever is een eendaags evenement dat bestaat uit een middag- en een avondprogramma. Het is zonder meer een welkom initiatief, zo’n festival waar humormakers hun praktijk met elkaar kunnen bespreken. Het is jammer dat er voor verdieping in deze eerste editie wat weinig tijd was.

Voor makers die zich willen verdiepen, wordt in het middagprogramma stilgestaan bij hedendaagse gevoeligheden en taboes bij het maken van grappen. Volgens initiatiefnemer Anna UitdeHaag gebruiken mensen humor om normen en waarden mee vast te stellen en een gemeenschap te creëren. Ze constateert dat met #MeToo en BlackLivesMatter normen en waarden verschuiven, en daarmee ook waarom we lachen.

Een interessant openingsbod, maar veel tijd om veel dieper in te gaan op deze zaken is er niet. Dick Zijp, die zijn proefschrift schrijft over het Nederlands cabaret, heeft vijfenveertig minuten (inclusief de vragen uit het publiek) om te adresseren ‘of je dan niets meer mag zeggen tegenwoordig’. Precies genoeg tijd om fragmenten te laten zien van Youp van ’t Hek, die in 1998 al aangaf op zijn woorden te moeten letten, zonder dat natuurlijk ooit echt te doen. Maar of hiermee alle argumenten van de ‘je mag niets meer zeggen’-clan van tafel zijn geveegd, valt te betwisten.

De rest van het programma zit vol met korte optredens – want er moet natuurlijk iets te lachen blijven op zo’n funny festival. De Koningstheateracademie zet een grote stempel op deze eerste editie. Vooral in het avondprogramma – dat één plenaire avondshow is vol mini-optredens van oud-leerlingen als Elke Vierveijzer, Kirsten van Teijn en Grof Geschud – passeren in sneltreinvaart verdieping, vermaak en vertoon, zo vlug dat er niets kan bezinken en je na twee uur duizelig de zaal verlaat.

Volgend jaar krijgen vier startende cabaretiers, die na een auditieronde uit vijftien anderen als winnaars naar voren kwamen, de eer om zich te bekommeren over het randprogramma en bovendien zelf op te treden. Het is de bedoeling dat het festival in vier jaar uitgroeit tot een internationaal humorfestival, waar makers elkaar kunnen ontmoeten, debatteren, samenwerken en workshops kunnen volgen.

Foto: Studio Kluif