In 2025 start het Nederlands Theater Festival een samenwerking met Theater Rotterdam en Parkstad Limburg Theaters Heerlen. De officiële juryselectie van het festival zal ook een weekend in deze theaters te zien zijn, naast de vaste Amsterdamse festivallocaties. (meer…)
Het Nederlands Theaterfestival breidt vanaf dit jaar zijn programma uit naar meerdere steden. In februari presenteert de organisatie een aantal voorstellingen uit de festivalselectie in Parkstad Limburg Theaters en eind januari in Theater Rotterdam. Onderdeel van het programma in beide steden is een professionalsprogramma. Op 24 januari bespraken 80 professionals uit het podiumkunstenveld de thema’s publiekswerking en de toekomst van het theaterbestel.
Tijdens de ochtendsessie besprak moderator Vincent Wijlhuizen het thema publieksprogrammering met een panel bestaande uit Sheree Lenting en Joëlle Raus Prudence, respectievelijk programmeur Dans & Community en publieksdramaturg bij Theater Rotterdam; Milou Brockhus die bij Theater Zuidplein Hoofd Speciale Projecten is en artistiek coördinator van de ontwikkelplek LAB-Z; en Yuen Kwan Lo, assistent programmateam en contextprogrammering van De Schuur in Haarlem.
Theater Rotterdam nam het voortouw en gaf toelichting op de eigen formats als TR Citizens, Open Table en Dating the Unknown, gericht op de ontmoeting tussen publiek en het openen van het gebouw naar groepen mensen die het niet kennen. Theater Zuidplein is echter de voortrekker op het vlak van publieksprogrammering, en heeft onder voormalig directeur Doro Siepel gezorgd voor een theater dat al twintig jaar een thuis biedt aan zeer uiteenlopende publieksgroepen op Rotterdam-Zuid. Gevraagd naar het geheim daarvan geeft Brockhus aan dat altijd wordt gehandeld vanuit de kernwaarden van het bedrijf en dat er transparant wordt gecommuniceerd over wat wel en niet kan binnen de muren van het theater. De komst van de bibliotheekvestiging in het gebouw plus de horeca in de hal die overdag ook open is, hebben de deuren van Zuidplein nog meer opengezet.
In andere steden is het soms nog schipperen met de vaste gebruikers van een theater, die je niet kwijt wil terwijl je je actief richt op nieuwe publieksgroepen, bleek uit de bijdrage van Yuen Kwan Lo. Door toegankelijke randprogramma’s rondom voorstellingen en aan de buitenkant van het gebouw goed zichtbaar te maken wat er binnen allemaal mogelijk is, kun je de bekendheid onder nieuw aan te boren publieksgroepen vergroten.
Het middagprogramma draaide om de vraag: wat is er nodig voor de opbouw van een duurzame praktijk, en wat vraagt dat van de sector en het stelsel dat deze sector ondersteunt? Dit deel werd ingeleid door moderator Jody van Diemen (Bureau &MAES) en Tobias Kokkelmans, de directeur van het Nederlands Theaterfestival. Kokkelmans liet aan de hand van de cijfers zien dat er door verschuivingen in het budget bij FPK daadwerkelijk een kleiner percentage aanvragers is toegekend voor de vierjarige subsidieperiode 2025-2028, namelijk 47% ten opzichte van 71% en 74% in de twee voorgaande vierjarenperiodes.
Er was een panel aanwezig, bestaande uit Dennis Stam van de directie Erfgoed & Kunsten bij het Ministerie van OC&W, Ezra Bredius vanuit de Nederlandse Associatie van Podiumkunstorganisaties en Dave Schwab, hoofd programmering van Theater Rotterdam vertegenwoordigde de podia. Ten slotte maakte ook Viktorien van Hulst, directeur van het Fonds Podiumkunsten deel uit van dit viertal.
Het panel werd kort bevraagd over de staat van het stelsel na de laatste subsidieronde. Omdat dit de eerste keer was sinds de subsidiebesluiten dat het FPK in gesprek ging met een bredere vertegenwoordiging van het veld, was het wat verrassend dat het panel, met name Van Hulst, uiteindelijk slechts kort werd bevraagd.
De middag bestond hoofdzakelijk uit een werksessie waarin in kleinere groepen gepraat werd over instroom, doorstroom of uitstroom bij het gesubsidieerde podiumkunstenstelsel. De panelleden sloten ieder aan bij een groepje. Na afloop van de sessies presenteerde elke groep kort de bevindingen. Opvallend was dat het voor de meeste groepen ingewikkeld bleek om puur de in-, door- of uitstroom te bespreken; de problematiek binnen de drie stromen loopt door elkaar.
Aan de kant van de instroom werden verschillende problemen gesignaleerd. Het lijkt nu een probleem dat er zoveel aanvragers zijn. Maar het beleid is jarenlang gericht geweest op meer diversiteit voor een breder publieksbereik, zonder dat daar een groei in subsidiebudget tegenover heeft gestaan. Bovendien zijn de productiehuizen weggevallen waardoor talentontwikkeling nu op een weinig overzichtelijke veelheid aan plekken plaatsvindt in een veelheid aan vormen. Jonge makers voelen mede daardoor de drang om snel na hun opleiding zelf een stichting op te richten en als eigenstandige organisatie te proberen vierjarige subsidie te bemachtigen – dat lijkt de enige manier om in duurzaamheid een praktijk op te bouwen. Dit leidt tot de vraag of het wel zo duurzaam is om met zoveel kleine organisaties samen een bestel te vormen. En: staat de artistieke signatuur, waar de subsidie afhankelijk van is, op gespannen voet met meer solidaire werkvormen?
Bij doorstroom speelt het probleem dat de instroom zo hoog is en dat er niet voldoende vormen zijn in het stelsel om door of uit te stromen. Na een of twee subsidieperiodes bij het FPK stromen kunstenaars niet door naar de BIS. Er is weinig aandacht voor midcareers en hun specifieke ontwikkeling. Het hete hangijzer hier is dat er heel erg weinig vormen bestaan voor uitstroom. Over dat gegeven wordt te weinig nagedacht. Hoe lang mag iemand artistiek leider blijven? Hoe kun je nadenken over stoppen als de enige mogelijkheid om uit het stelsel te stappen een abrupt afkappen van de subsidies na een vierjarenperiode is?
Hierbij kwam het financieringsvraagstuk aan de orde. Het culturele veld pakt veel taken op die ondersteunend zijn aan andere sectoren zoals onderwijs en zorg. Toch wordt cultuur vanuit deze sectoren niet of slechts mondjesmaat mede gefinancierd, noch is er sprake van enig ambassadeurschap voor de kunsten door deze samenwerkingspartners.
Het format van werksessies zorgde ervoor dat er plenair slechts in vogelvlucht iets kon worden gezegd over de kluwen aan dilemma’s die spelen op dit moment, helaas ook door het panel dat na afloop nog kort het woord kreeg. Daarmee is de middag vooral te zien als een opmaat naar meer en gerichtere gesprekken over de toekomst van het bestel. Wel uitten de vertegenwoordigers uit het veld hun vermoeidheid over en geringe vertrouwen in weer een stelselaanpassing. Uit verschillende kelen klonk de vraag waarom wordt nu weer aan de sector wordt gevraagd om met oplossingen te komen. Verschillende vertegenwoordigers uit het veld geven aan dat er moedeloosheid heerst en dat men moe is van de strijd na Zijlstra, COVID en de afgelopen aanvraagronde.
Foto’s: Mark Bolk