Uitgerekend op het moment dat er veel nieuws is over cabaretier Youp van ’t Hek, ontdekte Theaterkrant in de archieven een column uit 1989 van Youp zelf. Wij besloten tot herplaatsing.

‘Niets is erger dan dat iemand vindt dat ie iets is, terwijl ie dat dus absoluut niet is.’ Een zin die tussen aanhalingstekens hoort. Waarom? Omdat het een citaat is. Van wie? Van mij. Dit jaar, in 1989, spreek ik hem uit in mijn allereerste Oudejaarsconference. Een traditie die ik nog vele jaren hoop vol te houden. Nog zeker dertig jaar. Tot – laten we zeggen – 2020.

Waarom ik hierover begin? Hierom: ook ik mag niet doen alsof ik meer ben dan ik ben. Van wie? Van mezelf. Want laten we wel wezen, dat is de bijl aan de wortels van mijn verdienmodel. Stel dat ik zo word als degenen die ik aanpak, dan kan ik in plaats van aanpakken wel inpakken. Wat een eersteklas lul ben ik dan. Zo is het toch? Veroordeel mij in dat geval gerust tot de marteldood en giet mij als een foie-gras-gans vol met een niet nader te noemen alcoholarm pils. Dat is dan mijn verdiende loon. Een bijzonder goed verdiend loon, mag ik wel zeggen.

‘Niets is erger dan iemand die vindt dat ie iets is, terwijl ie dat dus absoluut niet is.’ Tijdens mijn eerste oudejaars is dat de inleiding voor mijn lichtvoetige kritiek op eerder genoemd niet nader te noemen alcoholarm pils. En god met de kleine letter g verhoede dat die regel ooit als kritiek terugkomt op mijzelf. Dat ik ooit mijzelf zó belangrijk vind, dat ik bij een of ander toekomstig burgemeestertje kom bedelen om een uitzonderingspositie. Dat iedereen in heel het land het godsgruwelijk moeilijk heeft en niemand een rooie rotcent verdient, mijn vakbroeders voorop, maar dat ík het dan waag om te eisen dat de regels voor iedereen gelden, behalve dan voor Van ‘t Hek. Tja, wat kan ik zeggen. Dat deze boomer ooit zo in zijn eigen val trapt, dat is misschien de etymologische verklaring voor de term boomerang.

Ik ben dus gewaarschuwd. Want van hypocrisie houd ik niet. Houdt niemand. En een gewaarschuwd mens telt voor twee. Stel nou dat ik ooit publiek tekortkom, dan houd ik dat in mijn achterhoofd. Na het openingsapplaus – daar is ie, de grote Van ’t Hek, met alweer zijn zoveelste oudejaars! – buig ik mij naar voren, ik zeg: moet u even luisteren, dames en heren, ik waarschuw u, want dat is wat ik nu eenmaal doe als kritische, geëngageerde, goedbetaalde nar. Wat ik daarna precies zeg, dat doet er niet toe. Dat heeft er feitelijk nooit echt toe gedaan. Maar door die waarschuwing (ik leg het even uit) telt mijn publiek wel mooi pardoes voor twee. Dat zijn er dan in plaats van bijvoorbeeld dertig meteen al zestig. Herhaal dat trucje een keer of wat en je hebt alsnog een vol Carré.

(Oscar Kocken heeft hier naar eigen zeggen helemaal niets mee te maken)
Foto: Youp van ’t Heks eerste oudejaarsconference, 1989.