In het statige Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam werden op 28 oktober de resultaten gepresenteerd van de tweede fase van het project In Reprise. Vijfentwintig kernteksten uit het Nederlandse repertoire zijn opgenomen in een uitgebreide online database, met onder meer per stuk een duidelijk overzicht van alle secundaire literatuur en eerdere opvoeringen.

De middag werd geopend door initiatiefnemer en neerlandicus Bart Ramakers (Rijksuniversiteit Groningen) met een korte introductie over het uiteindelijke doel van het project: het samenstellen van een Nederlandse theatercanon en het aanzwengelen van een nieuwe (her)opvoeringstraditie in Nederland. Een opvallend gemis binnen onze theatercultuur, zeker wanneer we naar onze buurlanden kijken. Al snel gaf Ramakers het woord aan acteur Gijs Scholten van Aschat, die – tot merkbare teleurstelling van de zaal – lijfelijk afwezig was en zijn keynote van te voren had opgenomen (hier terug te lezen). Hij probeerde te achterhalen waarom zo weinig Nederlandse teksten worden hernomen. Volgen Scholten van Aschat zijn veel voorstellingen op dit moment geen klassieke auteursstukken met één schrijver, maar veelal makersstukken: ‘De acteurs schrijven zelf, ze zijn “makers” geworden, sprokkelen hun teksten her en er bij elkaar. Er wordt geleend, gejat, geciteerd en gespeeld. De voorstelling is een visie van de makers op een thema.’ Zodoende blijft de opname van voorstellingen als Nobody Home van Daria Bukvić en De Verleiders: Door de bank genomen in de theatercanon uit.

In Reprise

Tweede initiatiefnemer Rob van der Zalm nam het stokje over en begon met een korte geschiedenis van het project. In Reprise werd in oktober 2014 in het leven geroepen. In overleg met dertig experts uit de kunsten- en literatuurwereld is een longlist met honderd kernstukken samengesteld, de kern van de Nederlandstalige theatercanon. Deze lijst werd na afloop van het vijftigjarig jubileum van de studie Theaterwetenschap van de UvA bekendgemaakt als deel van een enquête. Het publiek mocht de eerste fase afsluiten door te kiezen welke stukken zij nogmaals wilde zien opgevoerd. De vijfentwintig stukken die daaruit volgden vormden de basis voor fase twee. De afgelopen maanden zijn zeven studenten bezig geweest een online database samen te stellen met zo veel mogelijk informatie rond deze teksten. Per stuk is onder meer een overzicht gemaakt van alle uitgaven, vertalingen, secundaire literatuur en auteursinformatie. Daarnaast is voor elke enscenering geprobeerd alle informatie daaromtrent te verzamelen, zoals scènefoto’s, recensies, programmaboekjes en werkscripts. Het resultaat ervan, de website In Reprise, werd gepresenteerd door de derde initiatiefnemer René van Stipriaan (Stichting Digitale Werken).

Teksten tot leven gebracht

Het grootste deel van de dag stond in het teken van de toneelteksten zelf. Vier wetenschappers, Femke Kramer (neerlandicus, Rijksuniversiteit Groningen), Kornee van der Haven (letterkundige, Universiteit Gent), Rob van der Schoor (letterkundige, Radboud Universiteit) en Veronika Zangl (theaterwetenschapper, Universiteit van Amsterdam) presenteerden ieder twee teksten die al dan niet op de aanvankelijke longlist stonden. Ze toonden dat de lijst allerminst gedateerd was en dat de samenwerking met neerlandici wellicht de gewezen manier is om deze teksten weer gespeeld te krijgen. Kramer pleitte voor een herwaardering van Mariken van Nieumeghen, waarbij Marikens hang naar kennis niet opgevat wordt als lust voor Moenen. Van der Haven bracht de actuele waarde van Kraspoekol, of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid, jegens de slaaven aan het licht. Van der Schoor bracht de erotiek weer terug in het gesprek door over de erotische ladingen in De Wijze Kater te vertellen. Zangl sloot de pitches af met een nieuwe invalshoek om de oorsprong van de gebrekkige canon te traceren. Als Oostenrijkse is zij wel bekend met een vast repertoire aan canonieke teksten, en verbaasde zij zich dat een dergelijke canon in Nederland ontbreekt. Zangl meent dat in Nederland tot de verbeelding sprekende toneelpersonages missen: ‘Iedereen heeft wel eens gehoord van Kniertje, maar Geert of Clementine zal weinig mensen iets zeggen.’ Van elk van de acht behandelde toneelteksten werd een passage voorgedragen door drie studenten van de Academie voor Theater en Dans. De innemende manier waarop Sinem Kavus, Benno Veenstra en Jordy Vogelzang de (oud-)Nederlandse teksten speelden maakte de waarde en kracht van de besproken stukken pas echt voelbaar.

Breken met heilige huisjes

De dag werd afgesloten met een paneldiscussie onder leiding van radio- en podcastmaker Lex Bohlmeijer. Samen met Fanne Boland (dramaturg Toneelgroep Oostpool), Ernst Braches (opleidingshoofd ArtEZ), Inge Imelman (programmeur Schouwburg De Lawei), Ronald Klamer (artistiek leider Het Toneel Speelt), Paul Knieriem (regisseur) en Rob van der Zalm besprak Bohlmeijer de stelling ‘De Nederlandse toneelliteratuurcanon moet een belangrijkere positie in het landschap krijgen’. Aangezien alle zes de panelleden het hiermee eens waren bleef de discussie aanvankelijk weinig spannend. Klamer vertelde dat hij en Hans Croiset toentertijd Het Toneel Speelt met hetzelfde idee begonnen zijn, Braches maakte duidelijk dat bij ArtEZ de studenten teksten behandelen die aansluiten bij wat wordt gespeeld en Knieriem benadrukte dat het als regisseur lastig is om enkel teksten te spelen omdat het moet: ‘Wat wil je als maker of gezelschap vertellen? Het is mooi als je dat in een bestaande tekst vindt, maar dat is niet vanzelfsprekend. Je moet die persoonlijke connectie hebben.’ De discussie brak los op het moment dat Klamer stelde dat de teksten zelf niet bewerkt mochten worden. Met name Boland en Van der Zalm waren het daar vocaal mee oneens. Volgens hen is dat juist de manier hoe een tekst levendig wordt gehouden en hoe jonge makers worden aangesproken om ermee aan de slag te gaan. Boland pleitte voor nieuwe aanvliegroutes om de teksten mee te benaderen: ‘We moeten er niet langer van uitgaan dat iedereen dezelfde culturele bagage heeft. We moeten de teksten op verschillende, nieuwe manieren aanpakken en leren.’

Hoe nu verder? De volgende stap binnen het project is om de toneelstukken ook te zien opgevoerd. In Reprise heeft met Paul Knieriems Troje Trilogie al haar eerste vruchten afgeworpen, maar dat is nog lang niet genoeg. Eerder op de dag stelde Scholten van Aschat een wedstrijd voor onder de verschillende Nederlandse theateropleidingen. Elke opleiding kiest één stuk uit de lijst van vijfentwintig en bereidt een sleutelscène met haar studenten voor. Tijdens dit traject helpen studenten Theaterwetenschap of Neerlandistiek á la dramaturgen mee de teksten verder uit de diepen. De scènes worden vervolgens op ‘de Avond van het Nederlandse stuk’ in de Stadsschouwburg Amsterdam opgevoerd, alwaar een vakjury een geldprijs uitreikt aan één van de opleidingen om met hetzelfde team de gehele tekst op te voeren. Bohlmeijer vroeg aan het discussiepanel of dit misschien de oplossing is. Van der Zalm: ‘Wie weet. We hebben het er al over gehad, maar ik geef nog geen uitsluitsel.’

Foto Troje Trilogie – Toneelschuur Producties/Paul Knieriem: Sanne Peper