Regisseur Pierre Audi wordt vanaf volgend seizoen drie jaar lang ‘creatief partner’ van het Koninklijk Concertgebouworkest. Dat meldt de Volkskrant. Audi gaat bij het orkest regisseren, adviseren en programmeren.
Lotte de Beer, artistiek directeur Wiener Volksoper:
Na mijn afstuderen in 2009 was ik stagiaire van Pierre in de tijd dat hij zijn drie grote Monteverdi-opera’s deed. Ik mocht jarenlang als het ware in zijn ‘huis’ rondlopen en kennismaken met al zijn verschillende producties. Een van de belangrijkste kenmerken van Pierre als intendant is dat hij mensen om zich heen verzamelde die een totaal andere stijl en regieopvatting huldigden. Hij was juist op zoek naar grootheden met een geheel andere smaak. Daarin zag hij grote mogelijkheden. Dat deed hij zowel bij De Nationale Opera in Amsterdam als in Aix-en-Provence.
Hij had een scherp oog voor jong talent, niet zomaar als de ‘shiny new penny’, maar uit diepe overtuiging. Hij wilde nieuwe ontwikkelingen stimuleren en kennis overdragen. Wat ik van hem leerde is zelfvertrouwen behouden, hij zei altijd ‘jij bent de enige die dit maakt, het is jouw persoonlijke stijl, dus geloof daarin’.
Pierre had iets alsof hij in een andere wereld leefde en tegelijk waren we soms diep verbonden met elkaar. Iemand zei eens dat Pierre begrijpen ’to pin honey’ was, en dat is goed uitgedrukt. Hij zocht naar volstrekte openheid en verwondering, kijken als een kind, ontroering zoeken, zoals alle regisseurs van het Almeida Theatre en het theater Complicité waarvan hij aan de wieg stond. Dat is ook van toepassing op Simon McBurney, die nu tot de top van de operawereld behoort en die door Audi is geïntroduceerd.
Pierre Audi werd op het juiste moment aangesteld bij de opera in Amsterdam. Juist omdat hier geen vaststaande traditie is zoals in andere landen kon hij hier nieuwe vormen en nieuwe stijlen uitproberen en introduceren, en samen met het publiek opbouwen. Als intendant leerde hij me om samen met het publiek nieuwe wegen in te slaan. Hij hield je altijd on the ‘edge of our seat’. Met het overlijden van Pierre ga ik heel veel nieuwe voorstellingen en nieuwe samenwerkingsverbanden missen. Als regisseur moet je dicht bij jezelf blijven, hield hij me voor, en als intendant moet je juist nieuwe talenten een kans geven.

La morte d’Orfeo bij De Nationale Opera – foto Ruth Walz
Gable Roelofsen, theatermaker bij Het Geluid Maastricht, zong en regisseerde bij De Nationale Opera:
Pierre heeft veel betekend voor de opera in ons land. Hij heeft ons een traditie gegeven. Een heel open en brede traditie. Hij heeft de grenzen geopend naar nieuwe vormen en betekenissen, ook naar die van ver buiten Europa. Ook bracht hij de muzikale verworvenheden van onder meer het Asko|Schönberg ensemble in de opera. Als directeur van het Holland Festival was hij toonaangevend, mede ook door zijn kennis van beeldende kunsten. Hij was een van de weinigen die consequent bij hedendaagse componisten nieuwe opera’s bestelde. Daar plukken makers die in hun mid-career zijn, zoals ondergetekende, nog steeds de vruchten van. Hij gaf vorm aan het landschap waar wij nu in gedijen en ons in konden ontwikkelen. Niet alleen makers. Pierre Audi vormde ook het Nederlandse publiek.
Annemieke Keurentjes, secretaris internationalisering bij het Fonds Podiumkunsten en tussen 2005 en 2022 verantwoordelijke voor de programmering theater en dans bij het Holland Festival:
Een begrip dat Pierre altijd gebruikte is ‘venster op de wereld’. Dat is wat het festival kon en moest zijn. Toen ik bij het Holland Festival kwam werken, keken we vooral in Europa en Noord-Amerika, en had Pierre zich voorgenomen de grote Japanse theatervormen naar Nederland te halen. Toen ik een kritische opmerking maakte over de omvang van de wereld die we bestreken was hij even stil en vroeg toen: ‘Waar wil je beginnen?’ Die vraag heeft de deur geopend naar de presentatie van werk van makers uit het globale zuiden en werkt tot op heden door.
Pierre was zich zeer bewust van de geschiedenis van het Holland Festival, dat sinds de oprichting in 1947 al internationaal georiënteerd is. Ik heb vaak geprobeerd te verwoorden wat het betekent een gemeenschappelijke kwaliteitsnorm te vinden. Uiteindelijk kwam dit toch het best over het voetlicht in de keuze voor bepaalde voorstellingen. Het moment waarop duidelijk werd dat we op dezelfde golflengte zaten, was toen we Amid the Clouds van Amir Reza Koohestani presenteerden in 2006. Pierre had zich door mij laten overtuigen en ongezien het werk geprogrammeerd. Vóór de opening van het festival ging hij in Hamburg kijken – en ineens dacht ik: dit voelt als een examen. Maar hij vond het prachtig. Het mythische oude Perzië wordt in deze voorstelling verweven met de hedendaagse realiteit van vluchtelingen en een liefdesverhaal. Twee onderwerpen die in Iran censuurgevoelig zijn. Maar juist door de subtiele manier waarop Koohestani het verhaal vormgeeft, in dat poëtische Farsi en in zijn sobere enscenering, omzeilt hij de censuur. Als je die artistieke gemeenschappelijkheid gevonden hebt, dan kun je als team de wereld aan.
Pierre wilde nooit politiek theater maken, dat vond hij vaak te tijdgebonden. Hij zocht naar de algemeen menselijke laag, naar de verbinding tussen mensen op emotioneel vlak voorbij de waan van de dag.

Parsifal bij De Nationale Opera – foto: Monika Rittershaus & Ruth Walz
Annet Lekkerkerker, voorzitter College van Bestuur Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en voormalig directeur Holland Festival:
Pierre en ik kenden elkaar, zoals hij tijdens mijn sollicitatiegesprek in juni 2008 zei, ‘al wel lang, maar niet goed’. Dat veranderde toen ik samen met hem het Holland Festival ging leiden, of eigenlijk al net daarvoor. Want als laatste onderdeel van die procedure kwam ik bij hem thuis koffiedrinken, ik wilde graag zeker weten of er ‘een klik’ was en we het echt samen zouden kunnen, dat HF.
Maar van een aftastend gesprek was geen sprake, Pierre begon gelijk over voorstellingen en kunstenaars van het volgende festival, vroeg naar mijn mening, welke makers ik verder de moeite waard vond en waarom; we hadden het over de succes en mislukkingen van het lopende festival en hij benoemde de kracht van de HF producenten – die gedurende het gesprek regelmatig belden, want Anohni (toen nog Anthony & the Johnsons), was zijn stem kwijt… Ik had te horen gekregen dat hij 30 minuten voor me had, maar stond pas tweeëneenhalf uur later weer buiten. En, zo hoorde ik later die dag, ik had de baan als zakelijk directeur en Pierre en ik zetten ons gesprek voort.
Pierre vocht voor wat hij noodzakelijke onderdelen van een festival vond, ook als dat té dure producties waren, en ik streed voor iets meer avontuur en andere invalshoeken; we verloren elkaar en het belang van het festival daarbij nooit uit het oog.
Aus LICHT dat vier jaar na zijn afscheid als artistiek directeur in het Holland Festival van 2019 te zien was (mijn laatste editie) was typerend voor en een fantastische afsluiting van onze samenwerking: een op papier onmogelijk project: artistiek extreem lastig, productioneel duizelingwekkend en financieel ‘bijzonder uitdagend’. Drie jaar voorbereiding, duizenden manuren werk en een onvergetelijk, fantastisch resultaat! Ik vroeg hem na de laatste voorstelling mijn programmaboek te signeren, hij was verbaasd, dat had nog niemand gedaan. Dat typeert hem ook, hij kon groot denken en was zeer zelfbewust, maar had ook een bescheiden kant.
Pierre was denk ik een verlegen man. Hij leek soms stug of onbenaderbaar; bij het festival vond hij een ‘kunst-familie’ en in die kring bloeide hij vaak op. Ja, hij was kritisch en niet altijd makkelijk, maar had respect voor ieders expertise en gaf veel vertrouwen; hij kon goed luisteren én goed doorvragen, en zijn blik op de dramaturgie van een festivaleditie was ongeëvenaard.
Pierre was ook een lieve en heel gulle man. En ik voel me ongelooflijk rijk bedeeld, ben dankbaar voor zijn aandacht en vriendschap en heb heel veel van hem geleerd. Ik vind het onvoorstelbaar en verschrikkelijk verdrietig dat we elkaar nooit meer zullen spreken, nooit meer zullen tegenkomen en dat ik dan nooit meer aan zijn blik al zie wat hij van de voorstelling vond…

aus LICHT op Holland Festival
Erwin Roebroeks, musicoloog en festivalleider Musica Sacra Maastricht:
Pierre Audi wordt vaak geroemd om zijn vroege ensceneringen van de twee overgebleven Venetiaanse opera’s van Monteverdi en om zijn legendarische Ring. Tegelijkertijd had Audi ook verstand van moderne muziek en betekende daarin zowel veel voor naoorlogse opera als voor de concertprogrammering. Zo was er in 2014 de Trilogie van het sublieme, een driedaags minifestival over de muziek van Luigi Nono binnen het Holland Festival – zijn laatste editie als artistiek directeur. Het liep storm bij deze zogenaamd moeilijke muziek. Daarna ontwikkelde Audi het op experimenteel en nieuw werk gerichte Amsterdamse Opera Forward Festival, dat sinds de eerste editie in 2016 op de kaart staat. Plotseling wemelde het in het Muziektheater van de jonge mensen.
Tijdens het Holland Festival van 2019 werd aus LICHT uitgevoerd, Karlheinz Stockhausens 29 uur durende operacyclus LICHT (Die sieben Tage der Woche) teruggebracht tot 15 uur, de meest omvattende uitvoering van LICHT tot nu toe. Audi was verantwoordelijk voor de mise-en-espace. Toen Stockhausen nog leefde, klonk er in de operawereld weleens de roep om LICHT van de componist te bevrijden. Audi is daarin geslaagd; in aus LICHT heeft hij theatraal-muzikale problemen van LICHT opgelost – voor een kleine tienduizend bezoekers.
Als je het aantal regies dat Audi deed en de directiefuncties die hij daarnaast bekleedde bij elkaar optelde, leek dat schier onmogelijk. Het lukte toch, omdat hij overal zorgde voor uiterst capabele collega’s, die veel ruimte en vertrouwen van hem kregen.
Zijn regie van György Kurtágs eerste opera Fin de partie – iets waar hij bij zijn aantreden in Amsterdam van droomde – markeerde het einde van zijn tijdperk aan De Nationale Opera. Na dat succes in 2019 wist Audi even niet meer wat hij nog zou moeten doen. De operawereld vraagt zich af wat ze zonder Audi moet.
Kasper Jansen, voormalig muziekredacteur van NRC en auteur van de publicatie ‘Pierre Audi’ ter gelegenheid van de toekenning van de Johan Vermeerprijs 2009:
Ik heb vrijwel alles van hem gezien wat hij in Nederland maakte. De eerste die we als gezamenlijke muziekjournalisten zagen was Jérusalem van Verdi bij Opera North in Leeds, in 1990. De benoeming van Audi als artistiek leider van De Nederlandse Opera zou je kunnen zien als een coup théâtre. Audi gold als een internationaal mysterie, een buitenstaander in het dorp Amsterdam, hij was zijn leven lang een man van een andere orde, een kosmopoliet. Onder zijn leiding groeide De Nederlandse Opera uit tot een van de interessantste gezelschappen van Europa.
Je kunt gerust stellen dat Audi de opera opnieuw heeft uitgevonden. Hij ontmoette Peter Brook op zijn zestiende jaar en zijn leven lang was hij overtuigd van zijn ideeën over de lege ruimte, the empty space. Hij werkte het liefst met nauwelijks decorstukken. Een goede voorstelling heeft geen traditionele naturalistische decors nodig. Zo weinig mogelijk rekwisieten op de bühne, dat maakte dat wat hij gebruikte des te indringender en betekenisvoller. In het Amsterdamse Muziektheater aan de Amstel was er juist lege ruimte te over, het is het op één na grootste podium ter wereld.
In zijn operaregies keert Audi altijd terug naar de essentie. Neem bijvoorbeeld zijn regie van La bohème van Puccini, een waterkoude voorstelling met kille snijdende mist in plaats van wollige sneeuw en een bikkelhard, troosteloos slotbeeld van de eenzame, stervende Mimi. De regies van Audi zijn tijdloos en verstild. Zelf zei hij daar eens over dat hij in het Midden-Oosten zoveel vreselijke dingen had meegemaakt dat hij opera’s nooit zou actualiseren: ‘Je moet een manier vinden om de menselijke dimensie van een opera sterker te maken dan de politieke.’