Bij de beoordeling van subsidieaanvragen voor de Basisinfrastructuur (BIS) 2017-2020 houdt de Raad voor Cultuur meer rekening met het profiel van een instelling. ‘Dat betekent dat bij sommige instellingen het ene criterium zwaarder kan wegen dan het andere criterium’, schrijft de raad in zijn Beoordelingskader Basisinfrastructuur 2017-2020 van 3 november. ‘Juist de diversiteit in de cultuursector vraagt om een manier van beoordelen waar het niet draait om tellen, maar om wegen.’ 

Hiermee heeft de raad een deel van de voorgestelde wijzigingen in zijn beoordelingscriteria gerealiseerd. De raad stelde in zijn Agenda Cultuur eveneens voor om de criteria te veranderen in kwaliteit, publiek en bedrijfsvoering, maar minister Bussemaker koos in haar uitgangspuntennota Ruimte voor Cultuur voor kwaliteit, educatie en participatie, maatschappelijke waarde en geografische spreiding. De raad volgt deze keuze.

Instellingen worden bij de beoordeling van hun aanvraag allereerst beoordeeld op kwaliteit: als de kernactiviteiten van een instelling niet genoeg artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit bezitten, komt deze niet in aanmerking voor een plek in de BIS. De instelling mag in haar aanvraag zelf accenten leggen: ‘Zo kan de ene instelling zich sterk richten op artistieke innovaties, terwijl een andere een excellente uitvoerings- of presentatiepraktijk nastreeft’, aldus de raad.

Indien hieraan voldaan wordt toetst de raad de plannen op educatie en participatie, maatschappelijke waarde en geografische spreiding. Onder maatschappelijke waarde vallen publieksbereik en ondernemerschap. De raad kijkt onder meer naar de manier waarop de instelling een nieuw en meer divers publiek wil gaan bereiken, de Code Culturele Diversiteit naleeft en ook online meer bereik en interactie met het publiek wil realiseren.

Activiteiten op het gebied van educatie en participatie kunnen zowel betrekking hebben op het primair en voortgezet onderwijs als ook op andere onderwijsfases en vormen van educatie. Ook hecht de raad belang aan samenwerkingsverbanden op dit gebied.

Geografische spreiding heeft betrekking op de mate waarin het rijksgesubsidieerde cultuuraanbod over het land is verspreid. Voor de categorieën Theater, Dans, Muziek & Muziektheater en Beeldende Kunst ligt dit al vast in de regeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die ook op 3 november werd gepubliceerd.

De productiehuizen krijgen een plek in de subsidieregeling voor 2017-2020, mede naar aanleiding van een aangenomen Tweede Kamer-motie. Er moet opnieuw invulling aan de rol van productiehuizen in de BIS worden gegeven, waarvoor de raad enkele handreikingen geeft. Van belang is onder meer aandacht voor interdisciplinaire ontwikkeltrajecten (weg van het genre-specifieke hokjesdenken), het faciliteren van zowel productie, presentatie als afzet van het werk, en het voorzien in een artistieke coach of mentor.

Instellingen kunnen tot 1 februari 2016 een subsidieaanvraag bij OCW indienen. Op 19 mei 2016 presenteert de Raad voor Cultuur zijn vierjaarlijkse advies aan OCW. Op Prinsjesdag (20 september 2016) maakt de minister bekend welke instellingen tot de nieuwe BIS behoren.