Theaterkrant interviewt filosofen, kunstenaars en critici en vraagt hen te reflecteren op de coronacrisis. Aan het eind van elk interview wordt hen gevraagd een nieuwe denker aan te dragen. De Vlaamse criticus Wouter Hillaert was benieuwd naar de gedachten van Quinsy Gario.

De performance-dichter en beeldend kunstenaar werd in 2011 plotseling een publiek figuur met zijn Zwarte Piet is Racisme -performance die een nationale discussie op gang bracht. ‘Ik was een van de meest gehate figuren in Nederland’, Gario kan er nu om lachen. Kunnen we als cultuursector iets leren van zijn volhardendheid in deze coronacrisis?

Wat legt de coronacrisis volgens jou bloot in de cultuursector?
‘Dat we er sinds Halbe Zijlstra nog steeds niet bovenop zijn gekomen. Ik denk dat de bezuinigingen toen in elk geval hebben geleid tot meer kwetsbaarheid die nu erg zichtbaar wordt. De kleine spelers vielen om en de grote spelers werden kleiner. Na tien jaar beleid van Rutte is het hele netwerk om voorbereid te zijn op dit soort crisissituaties weggehaald. Weer zien we dat de kleine spelers omvallen en dat de mensen die gedwongen werden om zzp’er te worden in de kunstscene weer de hardste klappen krijgen. De mensen die altijd al onderaan de ladder zaten die blijven daar. Misschien worden die juist zelfs nog meer naar beneden getrapt.’

Hoe zie je dat het veld reageert?
‘Je ziet dat er toch – tegen weer en wind – mensen zijn die het niet kunnen laten om nog steeds mooie dingen te maken. Mensen die kunst maken die niet zozeer entertainment is, maar die een andere mogelijke toekomst toont of een andere kijk op de realiteit biedt. De Boekmanstichting heeft een heel mooi dossier samengesteld van initiatieven die zijn opgezet in Nederland dat maakt me hoopvol.’

‘De sector reageert wel degelijk: we zitten niet zomaar bij de pakken neer. Je ziet goede initiatieven zoals Mokum in Amsterdam, Kunsten ’92, de kunstenbond, organisaties die mensen bij elkaar brengen om een vuist te maken tegen het tekortschietend overheidsbeleid.’

Hoe zie je de toekomst van het veld voor je?
‘Ik vind dat een lastige vraag, omdat de toekomst samenhangt met hoe het veld zichzelf ziet en wie er eigenlijk onderdeel uitmaken van dat veld. Ik zie dat er onderscheidend vermogen is en dat mensen niet meegenomen worden in gesprekken die gevoerd worden over het veld. Het probleem met het voorspellen van een toekomst voor ‘het veld’ is dat er veel buiten het zicht gebeurt dat die toekomst gaat bepalen. Er zijn veel innovatieve initiatieven die nieuwe geluiden vastleggen, maar die juist buiten het zicht van het veld gebeuren. De jongens van SMIB bijvoorbeeld met hun boek, hun kunstuitingen en muziek. De jongens van Zwart Licht en wat zij aan het doen zijn. Ik weet nog toen ze bij jongerenproductiehuis Studio West in Amsterdam Nieuw-West begonnen. Inmiddels hebben ze een Edison voor beste videoclip voor Zwarte Hollanders. Daar zie je dat het veld niet meer om ze heen kon.’

‘Ik denk ook dat het veld ervoor open moet staan dat de toekomst bepaald kan worden door mensen die nu niet gerekend worden tot het veld. Dat we de toekomst niet kunnen voorspellen, dat we het niet kunnen weten. Hoe zorg je ervoor dat je de structuren zo opzet dat dat wel mogelijk is?’

Hoe zou jij het veld het liefst voor je zien?
‘Je kunt een structuur opzetten waarbij het mogelijk is om de beslissingsmakerpositie poreus te houden. We moeten inzien dat de jongere en oude spelers in de marge veel meer zeggenschap moeten krijgen over wat er gaat gebeuren met het veld. Dat zij veel meer betrokken moeten worden bij gesprekken die gevoerd worden over de toekomst daarvan. Hoe zorg je ervoor dat je hen niet uit het oog verliest? Ik denk dat het daarbij ook gaat over kunstenaars op de eilanden in het Caribisch gebied, kunstenaars met een migratieverleden of migratieheden. Zij hebben volgens mij heel veel te zeggen, alleen wordt er vaak niet naar ze geluisterd. Misschien omdat ze niet zeggen wat we willen horen of het zeggen op een manier die niet aansluit bij de ideeën van wat kunst, theater en performance moeten zijn.’

‘We moeten buiten onze eigen geschiedenis leren kijken. Ik vind het bijvoorbeeld heel inspirerend om te zien hoe het Braziliaanse kunstenveld nu tegen Bolsonaro in opstand komt. Hoe kunnen we een stem maken tegen de autoritaire gure wind die over heel de wereld raast? Met wat er nu in Brabant gaande is, denk ik dat hier hetzelfde gebeurt. Er moest zelfs gevochten worden om cultuur in de benaming van de nieuwe nota te zetten van het college van Provinciale Staten. En de partijvoorzitter van het CDA schuift het ontstaan van die coalitie en dat akkoord en de betekenis voor de volgende verkiezingen af op de lokale bestuursgeschiedenis van Brabant en wilt niet toegeven wat voor desastreuze toekomsten het mogelijk kan maken op landelijk gebied. Hoe zorgen we ervoor dat we daartegen kunnen vechten anders dan enkel het tekenen van petities?’

‘Ik vond het heel mooi om terug te lezen in Wouters verhaal hoe ze in België tegen het rechts-liberale beleid van Jan Jambon in opstand kwamen. Daar hebben ze heel hard getrokken en dat heeft gewerkt. Daar moeten wij van kunnen leren.’

Wouter Hillaert omschreef jou als iemand die al langer weet wat het is om als samenleving in de tegenwind te staan. Herken jij die tegenwind waar hij over sprak?
‘Ik ervaarde die veel sterker dan nu. Ik ben in een rare situatie terechtgekomen waarin ik in eerste instantie een van de meest gehate mensen was van Nederland. Nu, negen jaar na dato, merk ik dat mensen op een andere manier kijken naar wie ik ben en wat ik gedaan heb. Ik kom op plekken terecht en krijg mogelijkheden aangeboden die zeven jaar geleden nog min of meer ondenkbaar waren. Bij mij is naar mijn gevoel de directe tegenwind gaan liggen. Maar ik ken genoeg andere kunstenaars die werk maken waar nog steeds met scheve ogen naar gekeken wordt. Ik vind het belangrijk om te onderzoeken waar dat mee te maken heeft: is het een kwestie van smaak? Is het omdat je het niet kunt plaatsen in een West-Europese canon van kunst maken? Wie sluiten we in en wie sluiten we uit?’

Hillaert noemde jou een ‘ware criticus’. Je bent zelf ook kunstenaar: hoe kijk je zelf naar je rol als criticus?
‘Ik denk dat het belangrijk is na te denken wat we uit kritiek willen halen. Vanuit academische studies leren we dat kritiek heel vaak gaat om het afbreken van iets. Iets onderverdelen in kopjes om te begrijpen wat er gaande is. De term ‘ware critici’, zoals Wouter die noemt, zou ik niet willen verbinden aan mensen die de wereld zien zoals hij is en hem daarom ontleden, maar aan mensen die de wereld zien zoals hij is en daarom denken: dit kan anders. Wat zijn manieren waarop iedereen een menselijk bestaan kan hebben? Hoe kan iedereen zich uiten zonder behoudend te moeten zijn of zich te beperken tot de beelden die anderen over hen hebben gecreëerd.’

‘Dus ik denk dat het nu aan de criticus is om een blik te werpen op het beleid van de provinciale Staten van Brabant. Zij gaan daar heel veel mensen onder de bus gooien, en hoe zorgen wij ervoor dat we die bus kunnen afhouden? Of – om de beeldspraak nog verder door te trekken – hoe zorgen we dat de mensen die overreden worden ambulante zorg krijgen.’

Is er sprake van meer solidariteit met deze crisis?
‘Het is niet zozeer dat er weinig solidariteit was, maar ik denk dat die solidariteit slechts in bepaalde kringen te vinden was. Ik denk dat het daarbij interessant is om te kijken naar wie op bepaalde posities terechtkomt en hoe die plekken worden ingevuld. Ik las dat bericht over Writers Unlimited in Den Haag: dat kan toch echt niet… Er was al bonje ontstaan omdat literatuurfestival Crossing Border geen subsidie meer ontvangt en Writers Unlimited wel. De persoon uit die adviescommissie werd de nieuwe artistiek directeur van Writers Ulimited.’ Sarcastisch: ‘Dus zie je: “onderlinge solidariteit”’ is er altijd al geweest…’

‘Er is solidariteit met een bepaalde manier van kijken naar kunst; met een bepaalde manier van denken wat kunst in Nederland zou moeten zijn; en wie aanspraak zou moeten kunnen maken op de definitie van kunst en van performance en theater. Het is iets waar we constant voor moeten waken: het is makkelijk om in je eigen circuit te blijven denken. Het is moeilijker om in te zien dat wat iemand buiten mijn circuit doet, ook artistiek waarde heeft. Het draagt bij aan een vernieuwende verfrissende kijk op het voorstellingsvermogen binnen dit land. Ik denk juist dat we nu verhalen nodig hebben die voortbouwen op een andere geschiedenis dan gewenst is.’

Juist nu?
‘Ja, nu met de coronacrisis, en met de aanval op de kunsten. Hoeveel jaar na Fukuyama’s The End of History (1992) zijn we nu? Zijn hele idee dat de geschiedenis al geschreven is en er niets valt toe te voegen zit vast in de conservatieve gedachte dat de kunst en cultuur die we moeten vereren de oude kunst en cultuur is. Er zal niets vernieuwend uit kunnen komen en er kan niets vernieuwend toegevoegd worden. De aanval van Baudet en anderen op hedendaagse kunst komt juist vanuit het idee dat de wereld beter was zoals hij vroeger was. Die wereld was vroeger alleen beter voor een bepaalde beperkte klasse en groep mensen… niet voor de rest van ons. Daar moet ingegrepen worden: we zijn juist beter aan het worden! We zijn juist verschillende onderdrukkende systemen aan het afbreken en we gaan daarmee verder! Elke tegenslag betekent juist dat we aan het winnen zijn. Wanneer men kunst en cultuur als de grote boze boeman ziet, denk ik juist: Er wordt ons zoveel macht toebedeeld: daar moeten we iets mee doen!’

Wat is de rol van de kunstenaar in de coronacrisis; is die er nu wel?
‘Die is er zeker en die gaat voorbij aan het brengen van ‘vertier’. De rol van de kunstenaar is niet: ‘ik ga je nu even vermaken omdat je niet op je werk kunt zijn’ – nee. Ik denk dat de rol van de kunstenaar nu kan zijn dat die, zij of hij ons erop wijst dat dit niet zo hoeft te zijn. Ik denk dat de samenleving zich bewust moet worden van de rol van de kunstenaar in de ontwikkeling van een kritisch vermogen en kritisch nadenken. Kritische analyse van de situatie of het kunnen geven van nieuwe inzichten over de situatie; dat is wat voor mij kunst is: het is niet het één op één de werkelijkheid kunnen vertalen, maar het is een kritische esthetische noot geven aan die werkelijkheid of een nieuwe werkelijkheid scheppen.’

Stel het komt zover. We staan met de cultuursector in de volle tegenwind; hoe houd je dat vol?
‘Het is eng om in de tegenwind te staan en zonder een ondersteuningssysteem houd je dat niet vol. Ik denk dat we heel vaak denken dat alleen wij de strijd moeten voeren, maar dat hoeft niet. We hebben overal vrienden: in de business-sector, in de economie, in de politiek. Hoe verdedigen we dat wat waarde heeft in de samenleving, maar zichzelf niet kan uitdrukken in financiële waarde? Dáár moeten we samen een antwoord op zien te vinden. Er zijn mensen die familieleden hebben die stemmen op partijen die geen cultuur meer willen. [Quinsy schiet in de lach] Hoe werkt dat?! Voer dat ongemakkelijke gesprek, heb dat contact. Hoe zorgen we ervoor dat het geen achterhoedegevecht wordt. Het lijkt vaak alsof wij kunstenaars heel vaak onze hand moeten ophouden en ondersteuning moeten vragen. We moeten niet constant vragen, maar op plekken terechtkomen waar we zelf kunnen bepalen dat dit belangrijk is.’

‘Vaak word je in een hoek geduwd, juist omdat je iets aan het doen bent dat een verandering teweeg kan brengen. Ik denk dat kunst en cultuur vaak als eerste aangepakt wordt, omdat we juist laten zien dat het anders kan. Het laat zien dat waar we nu in leven niet de realiteit hoeft te zijn. Het toont dat er een andere manier van omgaan met de natuur, met elkaar, met onszelf kan zijn.’

Heeft deze crisis een effect op het soort werk dat jij aan het maken bent?
‘Deels, ik heb altijd al archiefwerk gemaakt. Nu zijn de archieven die ik onderzoek niet langer staatsarchieven, maar mijn eigen familiearchieven. Dat brengt een hele gewaarwording met zich mee: hoe ga je om met die informatie en hoe presenteer je die op een esthetische manier zonder dat het een egodocument wordt? Hoe zorg je ervoor dat het persoonlijke juist tot het universele kan reiken?’

‘Vanuit het Caribisch gebied stuit ik vaak op het niet willen herinneren van een pijnlijke geschiedenis. Het ontbreken van archieven daar heeft ook te maken met het niet onderdeel willen zijn van de geschiedenis die ons in een bepaalde rol heeft gestopt. Terwijl het Caribisch gebied juist de kraamkamer is geweest van de samenleving zoals we die nu hebben. Ik merk dat heel veel mensen om mij heen vanuit het Caribisch gebied dingen over hun eigen eiland niet weten, omdat ze het hebben weggestopt. Er is altijd wel een crisis geweest waar we mee moesten dealen. We konden nooit lang stilstaan en nadenken: hoe hebben we vorige keer de crisis doorstaan. Op Sint Maarten is het ieder jaar weer orkaanseizoen en moet je voorbereid zijn op het ergste. Die constante dreiging en constante voorbereiding doet ook iets met herinneren. Mijn werk nu gaat over nadenken over hoe je ervoor kunt zorgen dat op momenten waarin alles verloren kan zijn, je alles toch kunt blijven herinneren.’

‘In Nederland hebben we dat ook meegemaakt toen op Theater Instituut Nederland en het Theatermuseum bezuinigd werd. Hoe hebben we al die kennis alsnog bij ons kunnen houden? Er waren al eerder mensen die crisissen hebben meegemaakt: hoe hebben zij die doorleeft? Wat kunnen we nu in deze crisis van hen leren? Wat nemen we mee van hun situatie naar onze nieuwe situatie en hoe kunnen we de wereld beter achterlaten, zoals zij dat voor ons hebben gedaan?’

‘Wij kunstenaars kunnen omgaan met tegenslag op een manier waarbij we die niet binnenhouden, maar juist uiten en er iets mee doen. Het hele ontbreken van collectieve rouw in deze periode vind ik zo vaag en pijnlijk: iemands leven wordt gereduceerd tot een optelsom in statistieken. Hoe kunnen we straks terugkijken op deze periode en toch iets moois doen ter nagedachtenis? Hoe houden we hen die deze wereld hebben verlaten toch in ere? Daar ligt een rol voor kunst en cultuur: in het zorgen dat we niet vergeten.’

Naar wiens reflectie ben jij benieuwd?
‘Rolando Vázquez zou heel tof zijn om te spreken, hij is socioloog en organisator van de Decolonial Summerschool. Op social media plaatste hij een prikkelend bericht over hoe het coronavirus aantoont dat het Westen voorbijgestreefd wordt door het Oosten. Ik zou van hem willen weten hoe degenen die onvrijwillig zijn opgenomen in het systeem van het Westen daarmee moeten omgaan. Wij worden het hardst getroffen door deze ondergang. En wat kan het culturele veld, dat ook in een afhankelijke situatie zit, hiervan opsteken tijdens en na de crisis? Het culturele veld is kritisch op de status quo, maar kan nog geen structurele uitweg aanjagen omdat ons welzijn er ook van afhankelijk is.