‘Wij hebben iemand nodig voor de kaartverkoop. En die iemand hoeft van ons niet per se benen te hebben’, antwoordt Zjuul Burgering van jeugdtheaterduo Kees en Koos op de vraag wat ze hier doet. Samen met andere geïnteresseerden uit het theaterveld nemen we deel aan de werkconferentie Toegankelijk Theatermaken in de Stadsschouwburg Amsterdam. Het gaat over toegankelijke podiumkunsten voor mensen met een handicap. Hoewel uitdrukkelijk ook bedoeld voor directies van theaters, festivals, theatergroepen en theateropleidingen, valt de opkomst vanuit met name de bestuurslagen tegen. Schroom en onwetendheid op dit gebied tekenen het theaterlandschap. 5D wil daar verandering in brengen.

5D zet zich door middel van theatrale installaties, advies en leerwerkplekken in voor een volwaardige positie van jongeren met een beperking in het professionele theaterlandschap. De artistieke leiding is in handen van Beer Boneschansker, de zakelijke in die van Ellen de Ruiter.

Creatieve mogelijkheden
Er zijn drie vormen van toegankelijkheid, legt Anniek Brummel, adviseur toegankelijkheid bij 5D, ons uit. Je hebt praktische toegankelijkheid: kan mijn publiek bij een voorstelling komen, is er een invalidentoilet, en kunnen ze ook een hapje eten voor de voorstelling?

Dan is er organisatorische toegankelijkheid: hoeveel mensen met een beperking zitten er eigenlijk in je team? En hoe ver ga je als organisatie om je medewerker tegemoet te komen in een beperking? Kijk, een invalidentoilet hebben is één ding, maar ben je er bijvoorbeeld ook om het slangetje van de stoma van een collega aan te pakken als hij bezig is met verwisselen?

Ten derde is er artistieke toegankelijkheid: in hoeverre is je voorstelling ook voor mensen met een beperking te volgen? En vooral: welke creatieve mogelijkheden biedt het creatief toegankelijk maken van een voorstelling? Diversiteit heeft namelijk niet als grootste vrucht het behalen van een quotum, maar het verbeteren van de bedrijfsresultaten. De artistieke resultaten in dit geval.

Dat diversiteit en inclusiviteit artistiek echt iets opleveren, leren we in de workshop ‘Creative Access’. Daarbij draait het om het integreren van verschillende publieksgroepen met en zonder beperking in je voorstelling. Drie acteurs spelen een scène uit ‘Hamlet’ in verschillende versies: van een simultane vertaling door een speciale theatergebarentolk, tot een voorstelling volledig in beeldtaal, van boventiteling tot een koptelefoon met een sarcastische commentatorstem (audiodescriptie). ‘Het maakproces is bar interessant bij zo’n creatieve aanpak’, vertelt Beer Boneschansker. ‘Er opent zich ineens een heel nieuw palet aan beeldtaal en auditieve mogelijkheden voor je.’

Frictie, weerstand, obstakels
Er worden inmiddels flinke stappen gezet in het theatermaken vanuit verschillende culturele achtergronden. ‘Maar het theatermaken met een beperking staat momenteel nog zo los van de gevestigde theaterorde’, zegt schrijver en journalist Chris Keulemans als hij het openingswoord tot ons richt. ‘Goed theater gaat over frictie, weerstand, obstakels. Vanuit dat oogpunt zijn mensen met een beperking geboren voor het theater.’ Beer Boneschansker voegt toe dat de Engelse en Schotse collega’s al veel verder zijn. ‘In het buitenland geldt Nederland als een development country als het op toegankelijk theatermaken aankomt.’

Dat een handicap met frictie gepaard kan gaan, ondervind ik aan den lijve in de workshop ‘Sollicitatietraining’. Aan de hand van drie scènes bespreken we hoe zowel werkgever als sollicitant om kunnen gaan met een beperking. In de meeste scènes is het juiste pad helder: als baas toon je oprechte interesse, als sollicitant kun je je beperking het beste zo open mogelijk bespreken voor zo ver die van invloed is op je werkzaamheden.

Erik strompelt naar de stoel, zijn armen en vingers staan strak van spanning. Als hij begint te praten, gaat dat langzaam en ik heb moeite hem te verstaan. Alles trekt en schokt. Spasmes. Zijn glimlach en blik zijn ontwapenend. Ik kijk naar zijn armen en vraag me onwillekeurig af of hij wel kan typen. Ik luister naar zijn stem en ben even verbaasd als hij spitsvondig reageert. Zijn beperking is fysiek, niet mentaal. Tuurlijk, shit, had ik moeten weten. Een grote gêne voor mijn gedachten overvalt me en de tranen beginnen te branden. Ik raap de moed bijeen en vraag: ‘Erik, ik wil je eigenlijk wat vragen, maar durf gewoon niet goed. Bang dat ik iets stoms zeg.’ Erik kijkt me troostend aan en zegt langzaam: ‘Stel maar, geen vraag is mij te gek.’ De tranen beginnen te biggelen in dikke druppels. Omdat ik me realiseer dat Erik niet zijn, maar mijn gêne te overwinnen heeft.

Foto: Saris & den Engelsman