Winternights in Maastricht en Come Together in Amsterdam zijn twee verschillende platforms, die de zoektocht naar alternatieve vormen van presentatie en programmatie van theater en performance gemeen hebben.
Beide beleefden hun eerste editie in 2016 en waren daarmee deze winter respectievelijk aan hun zevende en achtste editie toe. Winternigts vond zoals altijd plaats in december, Come Together wisselde de afgelopen jaren tussen maart en januari.

Winternights noemt zich een podium voor work-in-progress en toont in het korte bestek van twee dagen en verspreid over vele locaties in Maastricht onaf werk van uiteenlopende kunstenaars van de jongere generaties. Ze zijn opgepikt door de Maastrichtse organisaties SoAP en ViaZuid en door C-Takt uit het Belgische Limburg (Genk en Pelt). De kunstenaars werken vanuit heel Nederland en België, en dat lang niet altijd met tussenkomst van een Maastrichts masterprogramma in podium- of andere kunst.

Come Together (a three day performance gathering) werd opgericht in Amsterdam om de hoofdstedelijke performance-, mime- en dans-community bijeen te brengen, en dat juist in één theater, Frascati. Initiatiefnemers BAU, Veem, Nicole Beutler, Kerin Levi en (sinds de oprichting van Greenhouse) Boogaerdt/VanderSchoot wilden iets doen aan de onzichtbaarheid van de Amsterdamse performance-scene op de Amsterdamse podia. Het ontbreken van een structureel gefinancierd podium voor mime, dans en peformance in de hoofdstad is daar onder andere debet aan.

Ieder jaar gaat er daarom een open call uit, waaruit dit jaar achttien presentaties werden geselecteerd. De selectie vindt ieder jaar op een andere manier plaats, passend binnen het onderzoek naar alternatieve vormen. Dit jaar was dat volgens het zwaaf-kleef-aan-principe, waarbij de artistiek leiders binnen Greenhouse iemand voorstelden, die dan weer iemand voorstelde, ect. Ook hier is het de bedoeling dat de Amsterdamse collega’s hun werk in verschillende stadia of formaten kunnen tonen.

Het inter- of postdisciplinaire is als fenomeen absoluut niet nieuw, maar het lijkt aan een nieuwe opmars te zijn begonnen. Behalve de buitenfestivals, die steeds belangrijker zijn geworden voor het tonen van experimenteel werk, lijkt hiervoor nauwelijks nog ruimte te zijn in de programmering van de gewone theaters. Tegelijkertijd zoeken veel makers ook plekken buiten het theater op, om op een meer specifieke manier het publiek te betrekken in hun werk, en ook natuurlijk om te ontkomen aan de vele regels en formaten, verplichtingen en kosten die verbonden zijn aan het spelen in de bestaande theaters.

Het gaat bij Come Together en Winternights om het testen van ideeën en vormen in de aanwezigheid van publiek, door ruimte te bieden aan werk dat nog “in process” is, van ervaren kunstenaars, maar ook van schoolverlaters en andere beginners. Juist in de samenwerking tussen verschillende vormen van expertise of interesse of het betrekken van publiek op een andere manier, kan het testen met publiek zeer nuttig of zelfs onontbeerlijk zijn, en is iedereen op een bepaalde manier een beginner. De gangbare programmering hanteert meestal een indeling in disciplines, waardoor inter- of postdisciplinair werk moeilijk te plaatsen valt, wat als gevolg heeft dat makers van dit soort werk maar weinig vlieguren kunnen maken, tenzij ze worden opgepikt door buitenfestivals.

Come Together heeft met Winternights ook gemeen dat het veel waarde hecht aan de ontmoeting van kunstenaars onderling. Hoewel de uitwisseling tussen kunstenaars vaak als een interne kwestie wordt afgedaan, ook omdat soms de indruk ontstaat dat alleen nog collega’s elkaars werk komen zien – ons kent ons – is het in werkelijheid zeldzaam dat kunstenaars uitgebreid het werk van collega’s zien, laat staan dat daar open over wordt gecommuniceerd.

Opvallend aan Winternights is dat het ook duidelijk ruimte maakt voor de terugkoppeling naar het publiek. Standaard wordt er vooraf, tijdens of na de sessie door makers uitgelegd in welk stadium van het creatieproces de presentatie valt, welke vragen ze hebben of welke kwesties hen bezighouden. Sommigen gaan uitgebreid in gesprek met het publiek ter plekke, anderen stellen formuliertjes of een logboek ter beschikking om opmerkingen en vragen op te halen.

Bij Winternights duren presentaties nooit al te lang en worden ze meerdere malen op een dag herhaald. Hierdoor kan iedereen met gemak van locatie naar locatie wandelen of fietsen en blijven de gesprekken met een kleine groep toeschouwers ook intiem. Op een centrale plek – dit jaar was dat de zeer stemmige Lutherse kerk in de Hondstraat – wordt er samen gegeten en gedronken en kunnen publiek en makers verder praten.

Waar Winternights op locatie functioneert – dat wil zeggen dat je van ateliergebouw naar toneelacademie, van winkelcentrum naar hotel loopt om op diverse plekken iets te zien, en sommige kunstenaars ook daadwerkelijk een tijd op die plek hebben gewerkt – had de organisatie van Come Together er dit jaar voor gekozen alles in de drie theaterzalen van Frascati te laten plaatsvinden, en niet nog andere mogelijke ruimtes in het gebouw te benutten, zoals eerdere edities het geval was.

Het was lekker druk in Frascati en er waren dit jaar ook bijzonder veel artistiek leiders en programmeurs onder het publiek. Die grote hoeveelheid publiek zorgde voor een fijne buzz, maar het bracht ook met zich mee dat de presentaties in de theaterzalen de spanning van een voorstelling kregen. Wat dat betreft is Winternights door de jaren heen intiemer gebleken, juist in het contact tussen publiek en makers. Ondanks het grote aantal kunstopleidingen en de vanzelfsprekende internationale contacten, lijkt Maastricht toch het voordeel te behouden van een plek in de luwte. In de randstad lijkt zo’n ongedwongen ontmoeting moeilijker om te organiseren, omdat de ruimte voor experiment daar op allerlei manieren zo onder druk staat.

Dramaturg van Via Zuid Joost Segers, die overigens ook voor Spring Academy in Utrecht werkt, formuleert het als volgt: ‘Het gaat niet om de kwantiteit van de ontmoetingen, maar om de kwaliteit. Dit resoneert ook met de vorm van reflectie die ontstaat tussen makers van verschillende generaties, met uiteenlopende vakinhoudelijke achtergronden en interesses. Het is de kwaliteit van het proces van uitwisseling dat telt en niet de hoeveelheid werken of kaartjes voor voorstellingen.’

Het bezoek aan Winternights is gratis. Dat kan omdat er drie productiehuizen achter het platform zitten, maar ook de 10 euro per avond die Come Together rekende, is buitengewoon schappelijk. Deelnemers aan Come Together kregen dit jaar in overleg 500 tot 1300 euro onkostenvergoeding. Het evenement wordt via de netwerkorganisatie Greenhouse geproduceerd door Nicole Beutler Projects en Theater Frascati, dat niet alleen ruimtes en personeel ter beschikking stelt, maar ook financieel bijdraagt.

Nuno Blijboom schreef zojuist op Theaterkrant over Trespassing, dat net als Come Together afgelopen weekend in Amsterdam plaatsvond. Charles Pas en Puck van der Werf onganiseerden met een kledingmerk en een gallerie een performance-avond, waarin juist de ontmoeting met publiek en vrijheid in de presentatie centraal stond.

Volgende week staat in De Brakke Grond, eveneens in Amsterdam, Beyond the Black Box op het programma. Het festival, geproduceerd door De Brakke Grond, SoAP, C-Takt en Platform 0090, dat vanuit Antwerpen en Instanboel opereert. ‘Beyond the Black Box nodigt makers én publiek uit om te experimenteren met vorm, ruimte en tijd. [..] Vergeet de conventies, en dompel je onder in nieuwe ervaringen op onverwachte plekken en momenten.’

Heel opvallend tijdens Winternights was dat de artistiek leiders en vaste kunstenaars van het platform, met name zij die werkzaam zijn via SoAP, de hospitality verzorgden – publiek ontvingen, afwasten, de weg wezen, informeerden, de bar draaiden – terwijl een nieuwe generatie makers hun werk presenteerde. De oudere garde van SoAP is nu te zien tijdens Beyond the Black Box: Rita Hoofdwijk, Paulien Oltheten, Salomé Mooij, Johannes Bellinkx, samen met andere wat oudere gedienden van het circuit, waarvan je je blijft afvragen waarom het geen breder publiek kan bereiken: MOHA, Jija Sohn en Robbert&Frank Frank&Robbert.

Foto: Winternights, Pedro Morato Gabao