Op 25 april stierf de Chileense acteur en theatermaker Oscar Castro op 73-jarige leeftijd in Parijs. Vanuit de Verenigde Staten herdenkt toneelschrijver en auteur Ariel Dorfman zijn gestorven kameraad als degene die onder de dictatuur van Pinochet hardnekkig doorging met theater maken, tegen alle klippen op.

Op het moment nu we al meer dan een jaar verstoken zijn van levend theater, kan ik niemand bedenken die zo inspirerend is, niemand die zozeer het levende bewijs is dat theater belangrijk is, ook en juist als de toekomst onzeker is, dan Oscar Castro. Maar deze Chileense acteur, regisseur en toneelschrijver is op 25 april in Parijs gestorven aan Covid.

Het verhaal van Oscar Castro begon, zoals dat van zoveel van zijn landgenoten, toen de Chileense legerleiding de democratisch gekozen regering van de socialist Salvador Allende in september 1973 omverwierp en verving door een waar schrikbewind. Toen veel culturele persoonlijkheden – ook ik – kozen voor een bestaan in ballingschap buiten Chili, besloot mijn vriend Oscar in het land te blijven en de grenzen van de censuur af te tasten.

Iets meer dan een jaar na de staatsgreep, op 14 oktober 1974, brachten Oscar en zijn toneelgroep El Aleph een stuk dat was samengesteld met teksten uit de Bijbel, Don Quixote en Le petit prince van Saint-Exupéry. Het bestond uit op het eerste gezicht onschuldig materiaal, op twee scènes na. In de ene scène gaat de kapitein van een boot in een schipbreuk ten onder en hij zweert dat er ooit betere dagen zullen komen. In de andere scène, aan het eind van het stuk, belooft een profeet dat zijn woorden van hoop en moed hem zullen overleven, ook na zijn dood. Oscar hoopte dat het publiek de allegorische toespelingen op Salvador Allende zou begrijpen, die stierf als verdediger van de democratie in het presidentieel paleis, maar dat de geheime politie minder intelligent zou zijn.

Hij had gelijk wat betreft het publiek, dat kwam toestromen naar zijn voorstelling, maar niet wat betreft de geheime politie. Een maand later kwamen ze hem en zijn zuster Marietta Castro halen. Ze werden ondervraagd, gemarteld, met de dood bedreigd. Maar er zou nog iets ergers gebeuren. Een paar weken later werd hun moeder, Julieta Ramírez en de man van Marietta, Juan Macleod, die ook deel uit maakte van hun toneelgroep, gearresteerd toen ze op bezoek kwamen in de gevangenis. Tot de huidige dag behoren Julieta en Juan tot de desaparecidos, de vermisten van Chili.

Toch liet Oscar Castro door deze tragedie zijn creativiteit niet smoren. Gedurende de twee jaar daarna voerde hij in verschillende detentiecentra in heel Chili toneelstukken op met zijn medegevangenen. Sommige van gevestigde auteurs zoals Sofokles (Antigone), Brecht (Das Verhör des Lukullus) en Albee (Zoo Story), maar vooral zijn eigen werk. Hij moest de tekst vaak aanpassen. Een kapitein beval hem het woord ‘rood’ in het stuk van Albee te veranderen in ‘roze’, zodat het minder revolutionair en subversief zou klinken. Een andere officier was diep verontwaardigd over het woord ‘Salvador’ in een paasstuk over de wederopstanding van de verlosser Jezus Christus. Bij een andere gelegenheid overtuigde Oscar de commandant van het Melinka gevangenkamp ervan dat het stuk dat zou worden opgevoerd was geschreven door een Oostenrijkse vluchteling in Buenos Aires, een jood met de naam Emil Kan (anagram van Melinka). De commandant knikte instemmend, natuurlijk had hij van deze beroemde auteur gehoord, natuurlijk kon er geen bezwaar bestaan tegen de voorstelling.

Naast deze stukken, gevuld met melancholie, hoop en humor, met tersluikse toespelingen op strijd en geheugen en seks, organiseerde Oscar uitzinnige happenings. Hij speelde dat het detentiecentrum een stadje was en hij de burgemeester. Met een hoge hoed op en een  smoking aan, begroette hij de sjofele gevangenen die net waren aangekomen na vele dagen van marteling en geweld. Ze gingen nu binnen, zei hij, in de enige vrije ruimte in het land. Al die mensen daar buiten, speciaal de soldaten, waren eigenlijk gevangen achter het prikkeldraad. Hij verontschuldigde zich voor de transportproblemen in het stadje. Hoewel er met efficiënte regelmaat vrachtwagens en bussen aankwamen, waren de vertrektijden, helaas, onvoorspelbaar en ongeregeld, dus kon het even duren voordat iedereen zou weggaan. Maar intussen werden er kampioenspelen georganiseerd, inclusief een marathon, en alle nieuw aangekomenen mochten daaraan deelnemen ter bevordering van hun gezondheid en algemeen welbevinden. Zo maakte hij van het hele kamp het toneel van zijn koortsachtige verbeelding en hij zette die illusie dag na dag voort, betoverde zijn medegevangenen met zijn speelsheid en optimisme, en als hij ze ten slotte vaarwel zei, op de dag dat ze werden vrijgelaten, feliciteerde hij ze nog eens met de vele wedstrijden die ze hadden gewonnen.

Diezelfde ontembare geest vergezelde Oscar toen het zijn beurt was om te worden vrijgelaten. In ballingschap in Frankrijk bouwde hij moeizaam zijn theatergroep weer op en begon sommige van de stukken die hij in de kampen had geschreven weer op te voeren en hij maakte nieuwe over de uitdagingen van de ballingschap. Dat ging niet gemakkelijk. Geworteld in het Chileense idioom, vanuit een organische relatie met de armste en meest verwaarloosde delen van Chili, moest hij zich aanpassen aan een vreemde omgeving en een taal vinden die slagbomen en grenzen kon passeren. Als hij daar in slaagde was dat omdat hij ook een erfgenaam was van Fellini en Grotowksi, Augusto Boal en de Beatles, en daardoor gemeenschappelijke grond kon vinden met vreemde toehoorders die hij bleef verrukken met zijn  veelzijdigheid en vindingrijkheid.

Net als in de concentratiekampen slaagde Oscar er in met uiterst  schaarse middelen en onder extreem moeilijke omstandigheden kunst te creëren die het positieve benadrukte. Hij zond dezelfde boodschap uit van hoop en van geloof in de provocerende waarde van kunst, wat we niet kunnen negeren als we zoveel decennia later worden geconfronteerd met zoveel verdriet, stilte en wanhoop in de wereld.

Die hoop is eveneens levend in Oscars filmwerk, vooral in de film Ardiente Paciencia (Met brandend geduld) uit 1983, gebaseerd op de roman van de Chileense schrijver Antonio Skármeta, die zelf Oscar had uitgekozen voor de rol van de niet erg spraakzame postbode, die verliefd is en raad vraagt aan Pablo Neruda hoe hij het meisje van zijn dromen kan veroveren. Dat is natuurlijk ook het verhaal van Il Postino, de remake, elf jaar later, door Michael Radford met Massimo Troisi als de postbode die bewijst dat poëzie sterker kan zijn dan fascisme.

Troisi stierf een paar uur nadat de film klaar was. Oscar, de oorspronkelijke postbode, leefde nog door tot de pandemie hem van ons weg nam. Oscar Castro, de man die de dictatuur niet tot zwijgen had kunnen brengen, de acteur, die, vele decennia geleden, in Santiago tijdens de dictatuur een klein toneel opstapte en in de rol van profeet beloofde dat zijn woorden hem zouden overleven en zouden blijven voortbestaan na zijn dood.

Ariel Dorfman is emeritus professor van Duke University in Durham (NC) en onder meer de auteur van het toneelstuk De Dood en het Meisje. Zijn meest recente boek is The Compensation Bureau, een novelle over de Apocalyps.

vertaling Max Arian
foto Ministerio Bienes Nacionales